Drie jaar na Zwarte Zondag wordt het verkiezingsjaar 1994 een eerste test. En we houden ons hart vast:
De ´kloof tussen burger en politiek´ is niet gedicht. Het belangrijkste probleem blijft daarbij de relatie van de burger met de instellingen die afgelegen machtseilandjes blijven, terwijl men spreekt van het ´kontakt´ met de burger. De politieke partijen zelf lijken wel inspanningen te doen om opnieuw aansluiting te vinden bij een zekere basis door open discussies, hearings, herinvoeren van de eens zo verguisde ´poll´, verkiezingen van bestuurders en voorzitters, enz. De kloof blijft echter ook bestaan vanuit de burger, die niet aktief reageert op voorstellen. Daarbovenop komt het algemeen ideologisch en cultureel klimaat en de ´politiserende´ versus ´depolitiserende´ werking van onderwijs en media.
De sociale ongelijkheid neemt toe. De toenemende werkloosheid, de stagnatie van de koopkracht, de sociale uitstoot en ook het gebrek aan beroepsperspektieven en erkenning, deze voedingsbodem voor de verrechtsing wordt rijker omdat het beleid hoofdzakelijk is gericht op de konkurrentiekapaciteit en op budgetaire evenwichten, wat gepaard gaat met sociale afbraak.
De culturele verschraling blijft de regel. De drager hiervan is de commercialisering, waartegen zou moeten worden opgetreden. Campagnes als Antwerpen 93 zijn positief, hoewel ze beperkt blijven naar doelgroep en naar strukturele impakt. De mediapolitiek en de onderwijspolitiek blijven ook hier schromelijk zonder inhoudelijke invulling. Het verkiezingsjaar 94 dreigt het politieke debat opnieuw tot een verkiezingsdebat te verengen. Dat zal in onduidelijke termen worden gevoerd, omdat de politieke breuklijnen waarrond de strijd zal worden geleverd niet duidelijk zijn. De politieke en maatschappelijke verschuivingen van de laatste 15 jaar, de zogenaamde verrechtsing, draaien rond een combinatie van een (bijna kritiekloos) aanvaarden van de marktmechanismen als maatschappelijk regelmechanisme (menselijke verhoudingen worden herleid tot ruilverhoudingen en de Staat staat dus in dienst van de markt) en een afbouw van de georganiseerde sociale verhoudingen (atomisering).
Ideologisch wordt die ontwikkeling het sterkst uitgedrukt in het radikaal individualisme van de VLD, gericht tegen Staat en ´drukkingsgroepen´ en handig gebruik makend van de bureaucratische verwording van beide. Het politieke centrum (CVP en SP) is zelf ook naar rechts verschoven door in de strijd tegen de economische crisis telkens weer de kant te kiezen van de onder nemers (private relancepolitiek, goedkoper maken van de lonen, enz.) en de ´drukkingsgroepen´ mede verantwoordelijk te maken voor de ´sanering van de openbare financiën´ (bindmiddel tussen al diegenen die macht verdelen in de sociale organisatie: staatsinstellingen, sociale organisaties). Daarbij ging een stuk van de basis verloren in twee richtingen. Het gevoel in de steek gelaten te worden door de afbouw van de solidariteit levert een basis voor de extreem rechtse- demagogie.(Paradoxaal genoeg zou de strijdbaarheid van het ABVV tegen de regeringspolitiek wel eens stemmen kunnen opleveren voor het Vlaams Blok dat zich daarbij als de enige volkspartij profileert). Anderzijds drukt een reactie tegen de aanhoudend logge en bureau cratische functionering van de ´machtsstrukturen´ zich uit in het electoraat van AGALEV, voort bouwend op de nieuwe sociale be wegingen. Ook de nieuwe Volksunie probeert op die wei te grazen. Hoe de breuklijnen zich verder zullen uitkristaliseren is niet duidelijk.
De meest duidelijke pool in 1994 wordt ongetwijfeld de VLD, waarvoor de herverkaveling en herpositionering is gebeurd. Voor deze partij staat een verdere deregulering van de samenleving centraal om zoveel mogelijk remmingen voor het vrije onder nemen weg te nemen. De neoliberale draai gaat dus ook gepaard met een libertair discours dat misschien enkele postmodernen - die de ´grote verhalen´ hebben laten liggen - kan aantrekken. Om mogelijke onvrede voor de sociale gevolgen van zulke politiek weg te kanaliseren wordt echter ook een rechts populistisch vertoog ontwikkeld dat werkt met dezelfde populaire thema´s als die van het Blok (veiligheid, discipline, etnocentrisme...) De VLD zou dus wel eens een verdere opgang van het Vlaams Blok kunnen afremmen met een dynamisch conservatief discours (zie bijvoorbeeld de Britse conservatieven of de Franse meerderheid die een liberale economische politiek kombineert met een Pasqua-discours...).
De pers suggereert soms Agalev als een mogelijke partner voor Verhofstadt en een deel van de groene leiding houdt die mogelijkheid open, zich daarbij tegenover een belangrijk deel van de eigen achterban afzettend. Daarvoor moet de VLD echter voldoende libertair blijven. Meer waarschijnlijk is dat Verhofstadt de rechterzijde (de beheerders) van het ´centrum´ wil aanspreken. Het ´libertaire´ zal daarbij worden afgezwakt en een sterk liberaal economisch discours zal worden gecombineerd met een ´law and order´-populisme. Dat kan mogelijke partners in de verantwoordelijke burgelijke middens (in de eerste plaats in de CVP) aanspreken. Niks om het tij te keren dus.
De hefboom om het tij te keren is een (nog onbestaande) combinatie van radikale democratisering en openheid van de instellingen en de organisaties (waardoor een nieuw vertrouwen in gemeenschappelijke politieke aktiviteit kan groeien) en een duidelijke omkering van de prioriteiten van de politiek ten voordele van solidariteit en collektieve voorzieningen.
Misschien is de notie van ´radikale democratie´ hierbij van nut: uitbreiding van de democratische procedures zowel in en rond de instellingen als in de organisaties, samen met uitbreiding van de ´sociale discipline´ (waarden, plichten...) op grond van de democratisch vastgelegde prioriteiten (een nieuw sociaal élan). Aan de top moeten privileges worden opgegeven in ruil voor grotere participatie en dus in ruil voor grotere legitimiteit van de politiek. Om zulke breuklijn van een nieuwe identiteit zichtbaar te maken zal er wel nog heel wat verkaveld en vernieuwd moeten worden. Mogelijke partners in zulk project schijnen vandaag nog konkurrenten.
En in zulk klimaat moet Charta 91 blijven proberen de discussie te stimuleren en een forum aan te bieden ... Geen makkelijke opdracht.
Het zou wel eens kunnen dat u de laatste Nieuwsbrief in handen houdt. Niet dat er geen meer zullen verschijnen, maar de huidige oplage zal niet houdbaar zijn als de inkomsten niet aanzienlijk stijgen. Het is een essentieel onderdeel van de Charta-politiek om zo breed mogelijk te informeren. Dat betekent dat de Nieuwsbrief aan allerlei communicatie-kanalen (pers, bibliotheken,...) gratis wordt bezorgd. Dat lijkt ons nuttig besteed geld. Maar heeft het zin het adressenbestand van vandaag op de huidige basis te blijven hanteren? Het is duidelijk dat er een wanverhouding bestaat tussen wie actief meewerkt (helaas niet méér dan een handvol mensen), en wie ´sympathiek staat tegenover het initiatief, wat dan wel eens wil resulteren in ´vanop de zijlijn staan schamperen´. Tussen hen beiden is er de groep die financieel zijn verantwoordelijkheid opneemt. Die groep is veel te klein en bovendien kunnen het niet altijd dezelfden zijn die in de zak tasten. Helemaal pervers wordt het als precies de mensen die hun tijd en energie in Charta investeren, ook nog eens als geldschieter moeten optreden. Het mag een wonder heten dat we er zonder kleerscheuren in geslaagd zijn een toch niet gering aantal activiteiten te organiseren. Het Europa-initiatief werd gedeeltelijk gesubsidieerd, maar voor alle andere hebben we het gerooid met eigen middelen, nl. bescheiden toegangsprijzen en de milde steun van de ´Charta-leden´ zelf. De hoorzitting van november ´92 liet zelfs een bescheiden batig saldo na. Helaas, naarmate het aantal belangstellenden toenam, verminderden de beschikbare geldmiddelen.
Het is onaangenaam om geld te bedelen. Eigenlijk moet u het zelf maar weten: Charta is net zo goed UW ding. Doet u mee, dan graag. Zoniet, even goede vrienden.
Om de secretariaatswerking te verbeteren en al de vorige acties materieel te ondersteunen zal Charta 91 een vaste kracht in dienst kunnen nemen meteen GESKO-statuut. Dit alles kost geld, veel geld. Op jaarbasis berekend zal Charta 91 volgende uitgaven hebben:
vaste kosten (huur secretariaat, verwarming, telefoon, postzegels, papier, e.d.): | 400.000 Bf |
nieuwsbrief (3.750 ex.,druk- en verzendingskosten, 5 gewone en 2 snelexemplaren): | 300.000 Bf |
algemene werking: | 100.000 Bf |
reserve voorvoorzien voor acties: | 100.000 Bf |
In principe zijn alle acties, zoals het hoedje op de zomerfestivals, zelfbedruipend, maar bij sommige, zoals het Cordon sanitaire, is dit niet mogelijk. Hoewel voor elke actie een afzonderlijke, sluitende begroting wordt opgesteld, wordt voorzichtigheidshalve toch een reserve van 100.000 Bf voorzien, het laatste cijfer in de rij. Alles samen 900.000 Bf. Hoe moet dit alles betaald worden? Door giften en permanente opdrachten. Permanente opdrachten zijn erg belangrijk omdat daardoor kasproblemen kunnen vermeden worden. Charta heeft nu slechts 150 permanente opdrachten aan een gemiddelde van ongeveer 300 Bf per maand. Als Charta daar verder kan op rekenen, komt men samen met de reeds toegezegde giften aan ongeveer 700.000 Bf. Een tekort van 200.000 Bf. dus.
Hoe kan dit tekort weggewerkt worden? Een eerste mogelijkheid, voorgesteld op de bijeenkomst in Malle, is het vragen van een abonnementsgeld voor de Nieuwsbrief. Dit zou echter geïnterpreteerd kunnen worden als een lidgeld voor Charta en zou bijgevolg meteen afbreuk doen aan onze bijzondere organisatievorm: Charta zou geen netwerk meer zijn, maar een leden-vereniging. Indien we in het netwerk blijven geloven en een verdere werking van Charta noodzakelijk vinden, moet er een bijzondere inspanning gedaan worden om meer giften en permanente opdrachten te krijgen. Er worden al stappen gezet om fiscale aftrekbaarheid te bekomen. Ondanks herhaalde oproepen in de Nieuwsbrief is het aantal permanente opdrachten erg beperkt gebleven. Nochtans maken de mensen met een permanente opdracht de werking van Charta mogelijk. Daarvoor onze dank. Jammer genoeg denken velen dat hun persoonlijke bijdrage niet nodig is omdat Charta toch over veel geld beschikt. Niets is minder waar.
Daarom deze dringende oproep: vul vandaag nog uw permanente opdracht in en stuur ze naar het secretariaat! We hopen dat onze oproep beantwoord wordt. Mocht dit niet het geval zijn, moet de werking van Charta opnieuw bekeken worden. Op de stuurgroep zal verslag uitgebracht worden over de stand van zaken en zullen de nodige conclusies getrokken worden.
De afwezigen hadden (alweer) ongelijk ...
Op 24 september 1993 vond het Charta-midnazomer(nacht)weekend plaats - herleid tot een midnazomer-dag wegens slechts een 30-tal inschrijvingen. Gelukkig hadden de afwezigen ongelijk en werd het een boeiende en allesbehalve academische discussie met als inzet het voortbestaan van Charta 91. Centrale vragen : Heeft het zin dat Charta nog blijft bestaan? Wat hebben wij op 2 jaar tijd (niet) gerealiseerd? Wie zijn ´wij´? Is er nog leven na Charta? En zo ja, waarom niet?
Discussie gegarandeerd, aangezien twee van de drie oorspronkelijke initiatiefnemers een tegengesteld standpunt innamen. Op basis van een grondige analyse en bijbehorend toekomstperspectief (cf. infra: Inleidende notities) pleitte Eric Corijn voor een voortzetting van Charta - zij het met inachtneming van enkele essentiële voorwaarden, terwijl Paul Verbraeken opteerde voor een zachte vorm van euthanasie mits een aangepaste stervensbegeleiding. Als belangrijkste argument daarvoor haalde hij aan dat Charta in haar huidige vorm niet (meer) beantwoordt aan de oorspronkelijke doelstelling, namelijk een netwerk vormen dat een forum biedt aan (niet-) georganiseerde individuele burgers. De verontwaardiging na 24 november 1991 is blijkbaar grotendeels geluwd, politici hebben weer hun vertrouwde stelling ingenomen, de Vlaamse burger is niet meer gemotiveerd of mondig genoeg om zelf initiatieven te nemen. Bestaat de mogelijkheid nog om die verminderde dynamiek terug op te schroeven, of is Charta veroordeeld om een kleine organisatie te blijven die kwalitatief weinig of niets te betekenen heeft? In dat geval kunnen we misschien beter de boeken sluiten?
Tot zover het uitgangspunt dat leidde tot een levendige discussie. Daaruit bleek al gauw dat de meerderheid gewonnen was voor het behoud van Charta, vooral vanwege het feit dat de redenen die geleid hebben tot het oprichten ervan, bepaald niet zijn verdwenen - integendeel : niet alleen is het tij nog lang niet gekeerd, sommigen onder u zijn niet eens meer overtuigd van de noodzaak daartoe. Een ander argument om Charta vooralsnog niet te laten verdwijnen, is te omschrijven als ´de machteloosheid van de politiek´ t.o.v. de toenemende verrechtsing. Vertegenwoordigt het politieke apparaat nog wel een reële macht, of worden de politici geregeerd door economische factoren? Of ziet de realiteit er nog somberder uit en staan politici in dienst van die ongekende krachten en proberen zij daarom een organisatie als Charta te culpabiliseren met het etiket ´anti-politiek´?
En is die zogenaamde ´machteloosheid´ dan zo dramatisch toegenomen de laatste decennia? Of wordt dat nu gewoon duidelijker in het publiek geformuleerd? En zo ja, welke conclusies trekt de burger daar dan uit?
Meer vragen dan antwoorden, maar over één zaak was men het alvast wel eens: de mogelijkheid moet blijven tot reactie vanuit de civiele maatschappij, zelfs indien de meerderheid van de burgers zich terugtrekt in de privé-sfeer en die opdracht overlaat aan een kleine minderheid. De kans is immers bijzonder gering dat er zich binnen korte termijn nog een tweede gelegenheid voordoet om een beweging als Charta op te starten en daarmee een ruimte te creëren waar men op zijn minst kan discussiëren over hoe de politiek functioneert, waar men burgers allerhande kan aanzetten tot het opnemen van hun verantwoordelijkheid, waar we de gelegenheid krijgen te doen wat we kunnen doen : de revolte in stand houden.
De volgende vraag is: hoe? Het ´tij keren´ is een ontzaglijke opdracht, misschien moeten we ons eerder beperken tot de functie van ´een steen in een kikkerpoel´, ´en luis in de pels´, kortom van ´lastig zijn´ -zeker in het verkiezingsjaar 1994. Onze creativiteit vergroten, de doelgroep verkleinen. De op het getouw staande evenementen (o.a. onderwijsconferentie, het Cordon Sanitaire, de alternatieve Europa-top,...) verder uitbouwen en opvolgen. Gerichte kleinschalige acties ondernemen, de media kritisch bevragen, bestaande organisaties contacteren, de communicatie binnen Charta verbeteren, de toegang voor nieuwe mensen vergemakkelijken. U had misschien ongelijk door niet op het ´weekend´ aanwezig te zijn, maar niets houdt u tegen om op een van onze vele andere uitnodigingen in te gaan.Tot dan.
Inleidende notities voor een balans van Charta91
De discussie gaat - laten we duidelijk, zijn - over het verder nut, over de plaats, over het hoe en het waarom van Charta 91. Dat is een vraag die de aktieve kern van het netwerk zich stelt. Het gaat dus niet over de vraag of er nog een werking is, want initiatieven zijn er genoeg. Het gaat evenmin over de uitstraling, want we blijven uitgenodigd voor debatten, mensen schrijven ons brieven...
Charta bestaat dus. Maar de vraag is of dat bestaan bijdraagt tot het keren van het tij? Doen we wat we in het manifest bedoelen met ´een grondige werking op lange termijn´ of met ´netwerk van individuele burgers´? Is Charta vandaag een relevant openbaar forum waar politiek georganiseerde en ongeor ganiseerde mensen vragen kunnen stellen en een begin van antwoord formuleren? We zitten met het ge voel van niet. Onze werking wordt gemarginaliseerd. Men herleidt ons tot een beweging, een nieuwe orga nisatie... en dan nog een relatief kleine en weinig professionele. Vandaar deze discussie over de toekomst.
Charta 91 is ontstaan als een spontane reactie op de verkiezingsuitslag van 24 november 1991. We hadden het over een dubbel signaal: de uiterst-rechtse dreiging en de inadequate reactie daarop vanuit de instellingen. Hoe moet die dreiging van het Vlaams Blok worden ingeschat? De invoering van het fascisme staat voorlopig niet op de agenda. Maar wel het legitimeren van een uitsluitingsvertoog in de ´normale´ politiek en het legitimeren van een verhoogde dwang in de samenleving. Dat is de druk van het Blok.
En wat is dan de inadequate reactie vanuit de instellingen? Het aanvaarden van de politieke agenda van het VB, het overnemen van het populisme als stijl, het verderzetten van de politiek als machtsverdelings-mechanisme binnen de instellingen , het impliciet aanvaarden van een toenemende onderdrukking als enig ´antwoord´ op de toenemende ongelijkheid in de samenleving. De kloof tussen de politiek en de burger, in de eerste plaats met de bemiddelende middenlagen, wordt in stand gehouden. Het centrum van ons politiek bestel schuift verder naar rechts.
De autoritaire verleiding en het populisme als band met het volk is de politiek-ideologische consequentie van de maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste 15-20 jaar. Daarbij treedt een paradox naar voren tussen ontwikkeling van de (politieke) instellingen enerzijds en de (sociale) identiteiten anderzijds. De politieke instellingen werden steeds verder geprofessionaliseerd en hiërarchisch opgebouwd. Sommigen noemen dat de evolutie naar een Sterke Staat. De maatschappij zelf wordt complexer en wordt verder geprivatiseerd, vermarkt en gecommercialiseeerd.
Dat gebeurt in de context van:
De heersende ideologie is aldus (schijnbaar) a-politiek geworden. Het goede leven schijnt niet langer het product van een waardendiscussie en een politiek ter verwezenlijking van doelen, maar het produkt van de marktwetten van vraag en aanbod. De (symbolische) samenhang van die maatschappij is onzichtbaar en ligt niet langer ter discussie.
Dit gemis aan collectieve politieke en democratische symboliek doet zich voelen in de groeiende aantrekkingskracht van populistische (traditionele, mythische en ondemocratische) symboliek ( cfr de dood van de koning, de rol van de sport, Van Rossem...).
De massacommunicatie verschuift evenredig mee: van onderwijs naar publiciteit, van BRT naar VTM, van kritiek naar efficiëntie, van grondigheid naar effekt, enz. Op de duur ondermijnt die ontwikkeling, gebaseerd op de autoritaire grenzen van het instandhouden van de marktwetten, de uitoefening van de democratische rechten.
Politiek gezien leidt dat naar drie samenhangende ontwikkelingen: (i) de verzwakking van de politiek als sturend principe in de samenleving ten voordele van geprivatiseerde belangen en marktwetten; (ii) de uitholling van de politieke instellingen als vertegenwoordigend doorgeefluik tussen samenleving en de macht, (m.a.w. de politiek wordt meer en meer de plaats van een cynische macht afgeschermd van ´het volk´ en met een gemediatiseerde en vluchtige legitimering) en (iii) de politieke instellingen worden aldus meer en meer bevolkt door technokraten die de politiek als carrière zien.
De zogenaamde kloof tussen burger en politiek is dus veelvoudig. Ze stelt een probleem van vertegenwoordiging - en dat laat zich vooral voelen in de minst bedeelde bevolkingsgroepen - en een probleem van legitimatie en visie - en dat laat zich voelen in de breuk tussen de macht enerzijds en anderzijds de producenten van ideeën, inzichten, waarden... dus de zogenaamde middenlagen. De verkiezingen van november 1991 deden het geïsoleerde gebouw op zijn grondvesten trillen, de keizer had geen kleren meer. Twee jaar later lijken de zaken opnieuw gestabiliseerd, er is al heel wat recuperatiewerk gedaan en vooral de echte grote en ongecontroleerde machten, waarvan de politici afhangen blijven de toon zetten. Maar in wezen is er niets veranderd.
Het ontstaan van Charta (als een waarlijk spontane reactie: het ´goede initiatief op het goede moment´; zonder plan: alleen een juiste kreet) en vooral de eigenzinnige en moeilijke vormgeving (een onafhankelijk netwerk van individuele burgers) kan alleen begrepen worden in die krisis gedurende zes maanden na november 91. De politieke macht kraakte in haar voegen. Sociologisch steunt Charta 91 op de reactie van de kritische laag van deze ´intellektuelen´ (Charta als club van intellektuelen en artiesten, zoals men zegt) die zich zowel bedreigd voelen door het uiteindelijk project van uiterst rechts, als door de voor hen steeds nauwer wordende ruimte (en dus afnemende vrijheid) in de ontwikkeling van het laatkapitalisme. Ze laten hun passiviteit t.o.v. het politiek leiderschap even varen omdat de hoger vermelde ´autoritaire verleiding´ langs alle kanten (en niet alleen door het VB) de ideologische rol van de bemiddelende tussenlagen platdrukt.
Charta 91 biedt zich in feite aan als een platform voor verhoogde politieke en communautaire aktiviteit van hogergenoemde maatschappelijke ´middenkaders´. Charta 91 wijst op de noodzaak tot grondige aanpak en duidt de problemen op drie samenhangende vlakken: de kloof tussen burger en politiek, de sociale ongelijkheid en onzekerheid en de culturele vervlakking. Het zou een plaats worden waar de ideologische component van de democratie zich opnieuw kan ontwikkelen als een noodzakelijke tegenpool van de pure macht.De initiatieven richten zich dan ook in de eerste plaats op een dialoog met politici om deze aan te zetten van koers te veranderen.
Ook al worden de problemen op drie vlakken gesitueerd, de centrale as om ´het tij te keren´ is dus ´politisering´. De impulsen worden vanuit de politiek verwacht en daartoe dient in de eerste plaats de politiek te worden verbreed zowel wat thematiek betreft (de brede maatschappelijke discussie) als wat deelnemers betreft (de niet-professionelen). Simplifiërend zouden we kunnen stellen: de vertegenwoordigende democratie evolueert naar een plaatsvervangende democratie (dat is de verrechtsing) en zou eigenlijk moeten evolueren naar meer rechtstreekse democratie. Daar willen we ons voor inzetten.
Het is hier niet meer nodig nogmaals de lange aktiviteitenlijst van Charta op te sommen.Het (tijdelijk) succes (= morele autoriteit) van Charta steunde, denken we, op de combinatie van twee fenomenen:
Beide fenomenen zijn de laatste maanden sterk afgezwakt. Ook Charta maakt een lijst op van de honderden medewerkers van de eerste uren en vraagt zich af waarom die aktieve bijdrage er nu niet meer is.
De dreiging van een nieuw ´signaal´ van de kiezers is verdrongen bij politici die geen rechtstreekse (alleen een gemediatiseerde) voeling hebben met die ´kiezer´. Ze ´vertegenwoordigen´ niemand meer, ze doen hun ´werk´ in funktie van een ´institutioneel doel´. Daarenboven heeft elke partij nu haar ´vernieuwing´ waarin hoop wordt gesteld en waarin nieuwe ambities een plaats kunnen vinden. Partijpolitiek georganiseerde mensen - buiten enkele uitzonderingen - richten zich prio ritair of uitsluitend op hun partijpoli tiek project. De relatie met de kiezer blijft cliëntelisme, zij het media- cliëntelisme. Burgers zijn onderdanen, weze het niet van de regering dan toch van de koning.
De verhoogde politieke aktiviteit buiten de traditionele organisatie vormen bestaat niet meer, niet bij Charta, ook niet bij andere initiatie ven. Zij die niet politiek georgani seerd aktief waren schijnen zich ook minder te engageren (willen geen permanent politiek imago, blijven alleen aktief gedragen door een bredere beweging, enz.). De balans van de ´zelfaktiviteit´ van de ´burgers´is mager. Deels omdat vele aktieve mensen, vele professionelen een tijdsprobleem hebben. (We mogen de verhoogde werkdruk van de laatste jaren niet onderschatten.) Deels omdat diegenen die zelf creatief zijn, hun aktiviteit direct verbinden met effecten op de macht (dus de aanwezigheid van de machtigen is nodig). Deels tenslotte omdat nog teveel mensen te weinig vertrouwen hebben in eigen kunnen en zoeken naar representatie en identificatie in anderen.
Een uiting daarvan ligt in het type mediatisering. De media vormen één van de belangrijkste hoekstenen van het systeem. Zij bepalen grotendeels wat gelegitimeerde maatschappelijke praktijk is. Kon de start van Charta 91 de drempel van de mediatisering halen, dan werd de werking snel doodgezwegen door de conserva tieve reflexen van de mediawereld. De geschiedenis van Charta is aldus de illustratie van het citaat van Bourdieu dat Paul Verbraeken in de uitnodiging voor deze vergadering verwerkte: spelbrekers worden niet in het spel toegelaten.
De balans van onze werking moet dus bekeken worden in het licht van het bovenstaande. We hadden geen duidelijk project. Alleen negatieve limieten: we wilden geen nieuwe organisatie of partij worden. Omdat we niet denken dat er een programma bestaat dat een geloofwaardig antwoord biedt op de diepgang van de problematiek en dat voldoende mensen mobiliseert.Omdat het accent op taktische en strategische discussies en operaties de noodzakelijke samenhang tussen verschillende opinies tegenwerkt.
We hebben ook geen duidelijk profiel: zijn we een antiracistische Greenpeace, aangepast aan de gedepolitiseerde en gecommercialiseerde maatschappij, of een politiserend netwerk ? We hebben niet veel energie gezet op het doorbreken van de mediablokkage.We hebben ook niet gekozen voor een aktie-massabeweging (type Objectief of Hand in Hand) omdat die al bestaan.
Met de hoorzitting hadden we even een eigen plaats. Het idee van een behoeften kadaster, het samenbrengen van de expertise in de gehele civiele maatschappij, die tot politieke punten kristaliseren en dat voorleggen/ opleggen aan de politiek. In de voorbereiding van de hoorzitting werd al snel duidelijk dat de burgers, de civiele maatschappij, dat project niet eenvoudigweg konden uitvoeren. Zo werden we ook geen ´think-tank´-netwerk, waarin vooral inhoudelijk voorbereidend werk wordt gedaan. Dat was nochtans wel een deel van het opzet in de thema-werkgroepen. We werden ook geen stroming binnen de belangrijke ´reproduktie´-instellingen. De media-werkgroep is niet geworden wat er in het begin inzat. Voor het onderwijsinitiatief kwam de onderwijsgroep niet echt van de grond.
Dat alles is op de hoorzitting duidelijk geworden, ook voor de politici: hun macht werd niet bedreigd door inhoudelijk verzet, de druk bleef moreel en dus.te zwak. Als enkele losse intellektuelen hebben we alleen nog gehoor bij enkele ´verlichte´ politici. Na de hoorzitting is de dynamiek dan enigzins verloren gegaan. Ondanks het succes van het Europa-initiatief kon dat onmogelijk de hefboom worden voor de werking: we zijn ver af van het idee van een populaire controle op het Belgisch voorzitterschap. De werking van het waakzaamheidscomité blijft voor technici en is te binnenskamers.
De verrechtsing zet zich verder en Charta 91 heeft niet de goede tegenzet gevonden. Toch denk ik dat we verder moeten proberen. Het is een keuze tussen iets doen en niets doen. Het manifest blijft meer dan ooit aktueel en in het verkiezingsjaar 1994 dreigen nieuwe ´signalen van de kiezer´.
Verder werken dus, maar dan onder twee voorwaarden:
In die context is Charta 91 een marginale dissidentenbeweging.We hebben tot nu toe steeds rekening gehouden met de regels van de politici of van de mediamensen. We kregen veel verbale steun, maar weinig inzet voor het forum. En toch blijft er nood aan een vrij spreken, aan kritisch denken. We moeten spreken in naam van diegenen die willen meewerken. We moeten een plaats van overleg blijven voor mensen die beseffen dat de oude vormen en gedachten hebben afgedaan en dat het nieuwe moet worden gezocht in pluralisme en in respekt voor het verschil.
Onze campagne "Geen samenwerking met het Vlaams Blok" schakelt vanaf nu naar een hogere versnelling. Middels het aanschrijven van alle leden van de Vlaamse Raad, alle provincieraadsleden en de gemeenteraadsleden van 111 Vlaamse gemeenten, hebben we tot nu toe 558 ondertekende verklaringen ontvangen van de verkozenen. We vinden dit een uitstekende start om verder te werken naar het verkiezingsjaar 1994. Het komt er op aan om volgend jaar ook dergelijke verklaringen van niet-samenwerking met het Vlaams Blok te verkrijgen van diegenen die dan op de verschillende verkiezingslijsten staan en tot nu toe geen mandaat bekleden. Bovendien lijkt het ons van groot politiek belang om de partijen als dusdanig ertoe te bewegen een gemeenschappelijk standpunt in te nemen over het fundamenteel ondemokratisch karakter van het Vlaams Blok.
Wat dit laatste betreft, hebben zich het afgelopen jaar enkele interessante ontwikkelingen voorgedaan. We weten dat er van de zijde van de Socialistische Partij en Agalev geen bezwaren bestaan tegen een dergelijk initiatief. Maar ook binnen de CVP en de VLD is één en ander gebeurd.
Op het statutenkongres van de VLD, dat plaatsvond in het voorjaar In Kortrijk, staat in Artikel 2 de volgende passage : "Zij (de VLD) zal geen samenwerking, onder welke vorm ook, aangaan met partijen of groeperingen welke doelstellingen nastreven strijdig met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens". Ook op lokaal vlak hebben mandatarissen van de VLD een ondubbelzinnige houding aangenomen. Twee voorbeelden: de voltallige VLD-fractie van de Maasmechelse gemeenteraad heeft de Charta-verklaring ondertekend en in Turnhout werd onlangs door alle partijen een tekst ondertekend die het Vlaams Blok buiten spel zet.
Op het CVP-kongres van 5-6 juni werden een aantal krachtlijnen goedgekeurd, met name een Charter van de mandatarissen. Dit charter bepaalt dat de Vlaamse Christen Democraten geen bestuursakkoorden sluiten met partijen wiens gedachtengoed en programma indruist tegen de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Op basis van die gegevens menen wij dat er op dat vlak dus een grote gelijklopendheid van opvattingen aanwezig is bij minstens vier Vlaamse democratische partijen. Ook binnen de leiding van de Volksunie is men dit standpunt genegen.
Teneinde onze politieke strijd tegen het Vlaams Blok te versterken, hebben wij de mensen van Hand-in-Hand aangezocht om voortaan het Cordon Sanitaire-initiatief samen te dragen. Zij waren daartoe onmiddellijk bereid. In gemeenschappelijk overleg hebben we beslist om in de eerstvolgende weken een groot aantal organisaties en bewegingen te vragen om de campagne te ondersteunen. Tegelijkertijd zal Charta 91 meewerken aan het "Snuffelpaal"-initiatiefvan Hand-in-Hand, dat gericht is op het opsporen en bekend maken van elke vorm van racistische propaganda tijdens de volgende verkiezingsperiode.
Als je wenst mee te werken aan deze gezamenlijke campagne, neem dan contact op met het Charta-secretariaat, Transuaalstraat 8, 26oo Berchem, tel. 03/230.69.13.
Zeg niet: Europese Gemeenschap, maar wel: Europese Unie. Op één november is het Verdrag van Maastricht immers van kracht geworden en dat zegt dat de Europese Gemeenschap, met haar landbouwbeleid, haar interne markt en haar economisch-monetaire unie van de toekomst, nu deel uitmaakt van een groter geheel, de Europese Unie. Die Unie zal pogen vorm te geven aan een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, en houdt zich nu al actief bezig met samenwerking op het vlak van justitie en binnenlandse zaken. Die Unie stelt ook een Europees burgerschap in, dat ondermeer actief en passief stemrecht moet geven aan alle ´burgers´, voor de gemeenteraadsen de Europese verkiezingen.
Edoch, een passionele liefde werd het niet. Niemand heeft een boodschap aan plechtige verklaringen die niet meer zijn dan een schaamlapje om te verhullen dat de Europese Unie aan het uitgroeien is tot een ondemocratische superstaat. Er is nog steeds geen vrij personenverkeer, miljoenen inwoners van de Unie komen niet in aanmerking voor stemrecht, de besluitvormingsprocedures zijn fundamenteel ondemocratisch. De machteloosheid om de echte problemen aan te pakken is onthullend en maakt de kloof nog dagelijks groter.
"Een Gemeenschap die vervreemdt van haar burgers heeft geen toekomst" schreef Charta 91 in haar memorandum voor het Belgisch voorzitterschap. Daarin werden vijftien eisen geformuleerd om van de Europese integratie een vertrouwenwekkend plan te maken voor alle inwoners en voor alle regio´s.
Dat memorandum werd overhandigd aan de regering op een Europese conferentie in juni 1993, met als thema ´Europa zonder grenzen? Democratie zonder burgers?´. Niet minder dan 175 deelnemers, uit alle lidstaten van de Gemeenschap gingen er na hoe een Europees beleid kan bijdragen tot het oplossen van de problemen die volgens ons mee aan de basis liggen van racisme en onverdraagzaamheid. In een eerste forum ´Burgers en politiek´ werd het woord gegeven aan sprekers van enkele sociale bewegingen. Het waren interessante uiteenzettingen waaruit bleek dat veel problemen die op het eerste gezicht een lokale oplossing vergen, toch ook een grensoverschrijdende aanpak vereisen. In een tweede forum ´Politiek en burgers´ spraken de politici de kritiek op het Europees beleid van vandaag niet tegen. Er werden een aantal duidelijke leemten aan het licht gebracht, zoals de intergouvernementele samenwerking die het democratisch tekort nog vergroot en zelfs de verkozenen buiten spel zet. Veertig jaar Europese samenwerking zijn lang geen succes geweest, maar zijn op een grote mislukking uitgedraaid. In feite werd enkel gewerkt aan meer welvaart voor Europa, terwijl de rest van de wereld armer werd. Vandaag staat die welvaart op de helling. De toenemende werkloosheid leidt tot algemene onzekerheid en angst en zo tot onverdraagzaamheid. Bewegingen als Charta 91 hebben geen pasklare antwoorden, maar moeten blijven vragen stellen om het debat te openen en gaande te houden.
De respons van de buitenlandse deelnemers op het initiatief van Charta is zeer positief. De conferentie was daarom ook een kans om contacten te leggen voor de uitbouw van een Europees netwerk. Voor het volgende EG-voorzitterschap, dat van Griekenland, is dat alvast gelukt. De ´Burgerbeweging tegen racisme´ in Athene staat klaar om de fakkel over te nemen. Verder zijn er interessante contacten gelegd met verschillende bewegingen in de andere landen. Tijdens het Belgisch voorzitterschap is een pluralistisch samengesteld waakzaamheids-comité aan het werk om het Europese beleid op de voet te volgen. Het maakte enkele kritische kanttekeningen bij het programma van het voorzitterschap en richtte een vertoog aan de regering met enkele eisen voor het sociaal-economisch beleid. De balans van zes maanden Belgisch Europees beleid zal worden voorgesteld op de alternatieve Europese top die plaats vindt in Brussel van 8 tot 11 december 1993.
De alternatieve Europese top is een initiatief van het Britse "Toes" (The Other Economic Summit). Voor de derde keer, na Edinburgh en Kopenhagen, zijn het sociale bewegingen uit de lidstaat die het voorzitterschap heeft waargenomen, die hun agenda voor het Europese beleid naar voor schuiven. Het algemeen thema is dit keer ´duurzame ontwikkeling´, een groeiproces waarin vandaag de eerste stappen gezet worden naar een verandering in politiek, economie en cultuur. Duurzaamheid impliceert niet enkel een herstel in de relaties tussen mens en natuur, maar tevens in de relatie tussen mensen onderling. Daarom organiseert Charta 91 een studiedag over ´democratie en burgerschap in de Europese Unie´. Om daaraan een concrete inhoud te geven is immers meer nodig dan wat holle frasen. Het asiel- en immigratiebeleid, Schengen en Europol maken van Europa een gesloten vesting met verschillende categorieën van burgers. Zonder democratische instellingen en zonder een grotere betrokkenheid van haar bevolking heeft de Europese Unie geen enkele toekomst. Als aanloop naar de Europese verkiezingen van juni 1994. is het goed alvast de vinger op de democratische wonde te leggen.Deze alternatieve top wordt gecoördineerd door VODO (Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling) en er wordt aan meegewerkt door Charta 91, diverse milieu-organisaties zoals de Bond Beter Leefmilieu, het NCÖS en de ´Campagne voedselveiligheid 94´, de vredesbeweging en de initiatiefgroep voor een landbouw met toekomst.
Programma:
woensdag 8 december 20u:
´Internationale arbeidsherverdeling´ debat met o.a. Riccardo Petrella over economische ontwapening
donderdag 9 december 9u30-17u00:
´Van voedselhulp naar voedselveiligheid´ en ´Wapenhandel´
vrijdag 10 december 9u30-17u00:
- ´Milieu-actie in de Europese Unie´
- ´Een landbouw met toekomst´
- ´Democratie en burgerschap in de Europese Unie´
- ´Debat over democratie en burger schap in een grensoverschreidende contekst´ ingeleid door Hilary Wainwright (V.K.)
- ´Debat over Vesting Europa, vrij personenverkeer, mensenrechten en democratische controle op het nieuwe beleid van de Europese Unie´ geleid door Tony Bunyan (V.K.) en Walter Janssen (NL).
zaterdag 11 december 9u30-12u00:
´Evaluatie van het Europese beleid en het Belgisch voorzitterschap´ Balans van het waakzaamheidscomité van Charta 91.
In de namiddag wordt er luidruchtig uiting gegeven aan het gezamelijk ongenoegen over één van de meest schrijnende onrechten van deze tijd: honger. Een gezamelijke platformtekst roept op tot de betoging. Bijeenkomst aan het Centraal Station in Brussel om 14u00.
De alternatieve top vindt plaats van 8 tot 11 december, in MAI (Maison des Associations Internationales) Washingtonstraat 40, 1050 Brussel. Toegangsprijs per vergadering 200 fr., 500 voor de hele top. De bijeenkomst op zaterdag is gratis. Voor meer info: Leen Laenens, VODO secretariaat, 02/539.26.20; voor het Charta-gedeelte: Francine Mestrum, Wellingstraat 89, 9000 Gent, 09/225.21.42 of Robert Crivit, 02/514.00.08
Een kleurrijke grijze zondag. Het is koud buiten. Met behulp van soms onleesbare nota´s begin ik eindelijk aan een korte samenvatting van de studiedagen over ´Vrouwen en extreem rechts´ in Brussel gehouden op 22 en 23 oktober 1993. Het was een belangrijk maar zwaar programma, waarin rekening gehouden werd met de veelzijdigheid en de complexiteit van het onderwerp.
Vrijdagavond werd door Rita Thalmann ´Vrouwen en nazisme´ gepleit voor een bewuste opleiding van vrouwen in het analyseren van de politiek en het statuut van de vrouw. Verder vond ze het essentieel het niet bij de theorie alleen te houden en het kontakt met de dagelijkse realiteit niet te verliezen. Daarom verdedigde zij het oprichten van een autonome vrouwenbeweging. Jacques Yerna volgde met een minder duidelijke uiteenzetting over de arbeidersbewegingen, hun bewustheid en bekwaamheid om de stijging van extreem rechts tegen te gaan. De interessante analyse van Ann Carton over het stemgedrag van de vrouwen en het Vlaams Blok werd geïllustreerd aan de hand van veel tabellen en statistieken. Ik zou graag één van haar talrijke conclusies citeren:
- in België, in tegenstelling tot Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittanië, hebben evenveel vrouwen als mannen voor het Vlaams Blok gestemd; een belangrijke reden daarvoor is de kwetsbare positie van de steeds groeiende groep sociaal geïsoleerde vrouwen.
Fiametta Venner ´Vrouwen en het Front National´ vertelde op levendige toon haar moeilijkheden om rechtstreeks met de vrouwen van het Front NationaTen van de traditionele en radikale bewegingen in kontakt te komen, leder kontakt moest altijd via een mannelijke vertegenwoordiger verlopen. De vrouwen leven meestal in de schaduw van de mannelijke macht. Niet te verwaarlozen is de groep van welwillende vrouwen die zich opofferen voor het ´goede doel´. De twee verschillende discours en gezichten van het Vlaams Blok werden op indrukwekkende manier door Hugo Gijsels geïllustreerd. Zijn analyses van de interne teksten op alle niveaus bewijzen concreet het negeren van de vrouwenproblematiek. Jo De Leeuw ´Van het VNV tot het VB´ gaf een diep inzicht in de fascistische ideologie en de incoherentie en tegenstrijdigheid tussen het discours en de werkelijkheid. Colette Guillaumin sprak over politiek en naturalisme, het veroordelen van een groep volgens pseudo-biologische criteria. "Het naturalisme is een pijnlijke, ernstige en soms dodelijke ziekte, die het bestaansrecht van een groep in de handen van een andere legt, met als gevolg dat die eerste groep als voorwerp behandeld wordt (vb. slaven, vrouwen, ...) Fysiek geweld staat altijd centraal in de behandeling.
- De vrouw wordt als middel en niet als actieve persoon in het realizeren van projecten gebruikt, vb. ten tijde van het nazisme heeft het vrouwelijk lichaam als ethnisch instrument gediend om een zogenaamd ´zuiver´ ras te creëren.
- Er is geen contrast tussen het sexistisch discours van links en rechts. In beide strekkingen wordt het baren, kweken en opvoeden van de kinderen als de ´natuurlijke´ funktie van de vrouw beschouwd.
Aan de hand van talrijke historische en huidige voorbeelden gaf Bérengère Marques-Pereira de resultaten van haar studie over nationalisme en extreem rechts: de ontkenning van het sociale en politieke burgerschap van de vrouw. Magda Michielsens veroorzaakte verschillende reakties met haar analyse over de sexuele verschillen en het bestaansrecht: de vrouw eist het recht en de mogelijkheid om grondig anders te zijn dan de man. Rita Thalmann heeft daar fel op gereageerd. Ze zei dat we allen in de eerste plaats menselijke wezens zijn en dat dit de basis van de strijd moet zijn.
Het volgende deel handelde over de ekonomische functie van het fascisme en de verrechtsing in de huidige crisis. (Michel Husson en Hedwige Peemans-Poullet):
- De moeders die een professionele activiteit uitoefenen zijn daar nog altijd de eerste slachtoffers van.
- Het discours van ´familiale politiek´ blijft een sterk pleidooi voor de ongelijkheid tussen man en vrouw.
- De arbeidsduurvermindering raakt meer vrouwen dan mannen, omdat part-time jobs grotendeels door vrouwen worden uitgeoefend.
Het socio-politieke panel, de slotactiviteit, was volgens mij (en anderen) een totale mislukking door o.a. de misplaatste en late interventie van Francais Martou (voorzitter van de MOC, het franstalige ACV). Dit geldt niet voor de interpellaties van Linda Turelinck die voorbeelden gaf van haar praktische ervaringen bij de ACV-Vrouwen-Com missie. Deze studiedagen hebben gepleit voor meer begrip van de vrouwenproblematiek op alle niveaus, maar jammer genoeg hebben de politieke en syndikale instanties weinig interesse getoond.
Langs de Lemonnierboulevard op weg naar het Zuidstation adem ik volop impressies in. In de trein terug naar Antwerpen, omringd door de bewegende stilte van de nacht, denk ik nog aan de introduktiewoorden van Myriam Stoffen: "Dit colloquium is geen eindpunt maar een moment in de strijd."
De werking rondom het thema ´Vrouwen en extreem rechts´ gaat verder. Meer informatie is te bekomen bij Jo De Leeuw, Ambiorix Square 8, 1040 Brussel, tel.: 02/230.35.72
De tweetalige debatten reeks omtrent de Brusselse hoofdstedelijke institutionele / politieke, sociale en culturele problematiek is op 14 oktober van start gegaan. Rond de tafel zaten de journalisten Guido Fonteyn (De Standaard) en Thierry De Meulenaere (RTBF) bijgestaan door Wilfried Bervoets (verbindingsman Ecolo-Agalev, parlementair secretaris) als moderator. De sprekers gaven een (persoonlijk) antwoord op een aantal vragen over hun werk- en woonstad : Wat is er specifiek aan de stad Brussel (als Belgische en Europese hoofdstad) ? Welke rol kan of moet Brussel spelen in het gefederaliseerde België van morgen ? Heeft Brussel een Europese of mondiale roeping ? Maar ook : bestaat er zoiets als een ´Brusselse identiteit´ ? Waarom houden zij van Brussel en wat stoort hen in deze stad ? En vermits de ´Brusselse Gesprekken´ een bescheiden poging zijn de dialoog tussen beleid en burger op gang te brengen / in stand te houden [schrappen wat niet past], werd de bijwijlen zwaar emotionele discussie (Wist u trouwens dat er ergens in één of andere Brusselse waterloop nog een soortement van garnalen rondzwemmen, dartel ende levend ? ´t Es zoe just as da´k et ier zei.) afgerond met een blik op de toekomst en enkele boodschappen voor de beleidsmensen. Afin, best boeiend dus. Reden te meer om er ook tijdens de volgende Gesprekken bij te zijn. Neem uw agenda en noteer :
(Over de immobiliënspeculatie en het zgn. veiligheidsprobleem) met Isabelle Poullé (Kriminologe), Francis Adang (Kabinet Anciaux), Alain Meynen (vorser) en als interviewers Isabelle Durand (DSQ) en een medewerker van RISO.
(Over de hoofdstedelijke functies van Brussel, de daaraan verbonden voor-en nadelen en de leefbaarheid van een dergelijke stad) met Dirk Van De Putte (Kabinet Grijp), Georges Timmerman (auteur), Jacques Thomas (Comp. Immob. Belg. De Waele) en een woordvoerder van Febiac (automobielfederatie).
(Biedt het retorisch geweld van de grote kanonnen ruimte voor haalbare en leefbare akkoorden ?) met Bert Anciaux (VU), Charles Picqué (PS), M.A. Spaak (FDF), Jos Chabert (CVP) en als moderatoren Gui Polspoel (BRTN) en René Thierry (RTBF).
(Over de toekomst van Brussel en haar verhouding met de beide taalgemeenschappen) met José Fontaine (publicist), Maurits Coppieters, Antoon Roosens (advokaat, Vlaams Brusselaar), René Schoonbroodt (ARAU, Franstalige Brusselaar), Ahmed El Moudem (Brusselaar van niet-Belgische herkomst) en als -objectieve- moderator Heirno Claasen (Duitse journalist). De gesprekken beginnen steeds om 20 uur in het ´Huis van de Mutualiteit´ (Sint-jansstraat 5, Brussel - nabij Centraal Station) en worden voorzien van simultaanvertaling Nederlands/Frans. (Kaarten zijn nu reeds te koop.)
Een van de basisvoorwaarden voor een goed werkende democratie, is een doorzichtige en controleerbare besluitvorming. Een stap in die richting is alvast het aanstellen van Jan Goorden in de functie van ombudsman van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, naar aanleiding van het goedkeuren op 23 oktober 1991 van het decreet betreffende de openbaarheid van bestuursdocumenten. Met dit decreet beoogt de overheid een zo groot mogelijke openbaarheid aangaande het gevoerde beleid en specifieke beslissingen die van toepassing zijn op de burgers. Zij wil van de overheidsdiensten een glazen huis maken waarbij beslissingen uitdrukkelijk gemotiveerd worden.
De gevolgen van een strikte toepassing van dit decreet zijn verstrekkend, omdat daardoor een terrein wordt geopend om op een georganiseerde manier informatie te verkrijgen die tot nu toe volstrekt ontoegankelijk was, zoals bestuursbeslissingen inzake benoemingen, toegekende investeringssteun aan bedrijven, openbare aanbestedingen enz.
Het verzoek om informatie vanwege de burger moet worden ingediend per aangetekend schrijven mét ontvangstbewijs, rechtstreeks gericht aan de dienst of administratie die over de informatie beschikt, of aan de ombudsman. Ook wanneer om een of andere reden aan deze vraag door de bevoegde instantie geen gevolg wordt gegeven, kan de burger een beroep doen op diezelfde ombudsman.
Zijn taak is dus dubbel : enerzijds optreden als woordvoerder van de Vlaamse regering om het beleid te verduidelijken en mensen wegwijs te maken in het doolhof van het Vlaamse ministerie, anderzijds fungeren als ombudsman met als essentiële opdracht de klachtenbehandeling. Niet alleen om via bemiddeling te komen tot een oplossing voor particuliere gevallen, maar ook met de bedoeling om structurele verbeteringen te suggereren aan de Vlaamse Raad.
In juni 1993 werkte Jan Goorden met een team van 7 mensen. Samen verschaffen zij telefonische oriëntering (burgers worden naar de bevoegde diensten verwezen) en verwerken zij zo´n 30 a 40 klachten per week. Tot nu toe betrof het grootste aantal ´toegankelijke´ klachten problemen met betrekking tot ruimtelijke ordening (het slordig of onterecht toekennen van attesten en bouwvergunningen bvb.) of tot de milieuwetgeving (controle op de gevolgde procedures inzake vergunningsdossiers bvb.). Wie over het soort van vragen en klachten meer informatie wenst, kan via de ombudsdienst verzoeken om een exemplaar van het tussentijds rapport dat inmiddels werd gepubliceerd en dat uiteraard ter inzage is.
Afhankelijk van de aard en de draagwijdte van de klacht duurt de behandeling gemiddeld tussen 2 en 4 weken en de beslissing genomen door de ombudsman is afdwingbaar. Indien de burger het daar niet mee eens is dan kan hij klacht indienen bij de Raad van State. Dit najaar werd gestart met een campagne ter bekendmaking van deze ombudsdienst. De functie die Jan Goorden bekleedt, biedt een grote mate van onafhankelijkheid en past in de nieuwe cultuur van de openbare diensten (cfr. nieuw ambtenarenstatuut). Er is een reële kans dat dit initiatief kan bijdragen tot een duidelijker en meer democratische werking van de instellingen, al mag dit geen geïsoleerd fenomeen blijven. Uiteindelijke doelstelling is het creëren van een publieksforum rondom heel de besluitvorming die voorlopig nog uitsluitend binnenskamers gebeurt.
Met dank aan Jan Goorden voor het interview, en succes toegewenst
Meer inlichtingen en folder te verkrijgen op het volgende adres :
Ombudsdienst
Boudewijnlaan 30
1210 Brussel
Tel. 02/ 507.55.89
Fax. 02/ 507.56.34