1994 dient zich aan als een verkiezingsjaar. We zullen het geweten hebben: Europese, gemeentelijke, en wellicht ook provinciale en federale parlementsverkiezingen.
Zoals u al in het edito kon lezen, organiseert Charta 91 binnenkort zes studie- en discussie-namiddagen rond specifieke thema´s. Voor alle duidelijkheid volgen ze hier nog eens op een rijtje
Europa-12/2/1994
Trefcentrum de Markten (Oude Graanmarkt) te Brussel om 14u
Burger en politiek 26/2/1994
Stadsschouwburg (ingang Meistraat) te Antwerpen om 14u
Werkgelegenheid 12/3/1994
Stadsschouwburg (ingang Meistraat) te Antwerpen om 14u
Media en cultuur 26/3/1994
Stadsschouwburg (ingang Meistraat) te Antwerpen om 14u
Rechtsstaat en rechtsbedeling 23/4/1994
Stadsschouwburg (ingang Meistraat) te Antwerpen om 14u
Onderwijs 7/5/1994
RUG, Blandijnberg, te Gent om 14u
In de (korte) inleidende teksten op de volgende bladzijden vindt u meer inhoudelijke informatie ter zake.
De Europese verkiezingen komen er aan. Verkiezingscampagnes zijn hoedanook momenten van verhoogde politieke interesse en discussie... Een democratiebeweging als Charta 91 mag zich hierbij wel laten horen.
En na twee Europese conferenties, een Europees memorandum, een waarzaamheidscomité en een alternatieve Europese top is Europa geen onbekend terrein meer.
Welke prioriteiten schuiven we naar voor?
Welke klaarheid verwachten we van de Europese verkiezingscampagne?
Wat verwachten we van de Europese parlementairen ?
Vier korte maar hevige en stevig ingeleide discussies met burgers en politici zorgen voor helderheid. Magda Aelvoet en Lode Van Outrive zegden reeds hun medewerking toe.
(seminarieformule)
Voor meer informatie tel. Robert Crivit (09/346.97.63 of02/514.00.08) of Francine Mestrum (09/225.21.42)
Voor de overige informatie in verband met de vorige Europa-initiatieven zie p.12-13
Neo-fascistische, poujadistische of populistische partijen en politici oogsten succes als gevolg van de sociale en economische toestand. Toch is dat te algemeen gesteld. Er is ook een politieke verklaring. Velen die het beleid als routineus, geprofessionaliseerd, bureaucratisch of corrupt ervaren, zien in het Blok een alternatief.
Charta 91 is geen politieke partij en kan dus geen politiek alternatief bieden. Charta wil de verhouding tussen de burger en de politiek weer gezond maken. Ideaal uiteraard is als politiek en burgerschap volledig samenvallen.
Vandaar het dubbele karakter van de actie van Charta. Enerzijds wil ze die burger bewuster en mondiger maken, anderzijds richt ze zich tot de politici. Dit laatste betekent niet alleen dat van de individuele politici meer kwaliteit wordt verwacht, hoewel dat uiteraard onontbeerlijk is. Het houdt ook in dat er structureel wat moet veranderen. Dat heeft te maken met de werking van ons politiek systeem en de autonomie van dit systeem tegenover oncontroleerbare machten.
Volgens André Gorz behoort de mens tot twee soorten gemeenschap pen. Eerst heb je de ´microsociale´ gemeenschappen, zoals gezin, buurt, club, enz.... Die regelen we zelf door met elkaar om te gaan op basis van wederkerigheid. Menselijke relaties worden op dat niveau normaal niet in geld verrekend. Daarnaast heb je de ´macrosociale´ stucturen, zeg maar het (politieke) systeem.
Dat is maar te beheersen door een uitgebreid apparaat van lokale, regionale, nationale en zelfs internationale instellingen en organisaties. Deze zijn onmisbaar want ze reguleren de marktverhoudingen, die meer en meer de microsociale gemeenschappen verdringen.
Het probleem is nu dat we niet met dezelfde betrokkenheid lid zijn van die macrosociale structuur als van de microsociale. De markt, die letterlijk alles herleidt tot koopwaar, verhindert dat.´ Durkheim stelde echter dat er tussen de privé individuen en de staat een hele reeks ´secundaire´ groepen bestaan, die de burger wél kunnen betrekken bij die macrostructuur. Vandaag noemt men dat het maatschappelijk middenveld: vakbond, culturele vereniging, vrouwenbeweging, milieugroepen, senioren-groepen, migrantenorganisaties, enz.
Wij vinden dit maatschappelijk middenveld de ideale ontmoetingsplaats tussen de burger en de politiek. Het is een verzamelplaats van competentie. Daar kan de politieke besluitvorming worden voorbereid. Daar kan het individu er het best bij worden betrokken. Daar kan de controle worden georganiseerd.
Anderzijds mag men niet uit het oog verliezen dat vele organisaties uit dit middenveld deel zijn gaan uitmaken van het ´systeem´. Het gevolg is dat ook al op dat niveau een serieus probleem rijst van tekort aan democratie. Of we dan toch maar beter opteren voor rechtstreekse democratie, hoort dus ook tot de discussie.
Een eerste noodzakelijke voorwaarde voor de gezondmaking van de politieke verhoudingen is dat de politici nauw samenwerken met dat maatschappelijk middenveld, dat fungeert als verzamelplaats en forum voor de individuele burger.. Die samenwerking moet ondubbelzinnig zijn, verkozen politici kunnen er dan ook geen leidinggevende functie in bekleden. Bovendien moeten ze volledig onafhankelijk zijn van economische of financiële machtsgroepen. Dat is een tweede al even noodzakelijke voorwaarde.
De groep Multatuli is bezig met het opstellen van een soort deontologische code voor politici. Charta 91 wil daar graag aan meewerken. Zo´n code moet een algemene toetssteen worden. De hoger vermelde samenwerking met het maatschappelijk middenveld en de totale onafhankelijkheid van economische en financiële groepen zouden bijvoorbeeld punten in die code kunnen zijn. Het verbod op cumulatie van verkozen mandaten of van beheersfuncties in openbare of privé-instellingen eveneens.
In opspraak gekomen politici horen zich (tijdelijk) terug te trekken en zich onvoorwaardelijk ter beschikking van het gerecht te houden. Er moeten criteria komen om na te gaan in hoeverre politici zich gedragen als instrument van hun politieke beweging dan wel als verkozene van een aantal burgers.
In het algemeen moeten er normen komen om na te gaan hoe de politici omgaan met diegenen die hen gemandateerd hebben. De manier waarop ze bijvoorbeeld hun dienstbetoon organiseren hoort daarbij. Volgens sommigen bestaat er een spanning tussen de rol van de politicus als vertegenwoordiger van deelbelangen en zijn taak als verdediger van het algemeen belang. Ook dat probleem dient te worden bediscussieerd.
Tenslotte en volledigheidshalve weze nog aangestipt dat ook vanuit dat maatschappelijk middenveld initiatieven kunnen komen om de burger aan te spreken. Of moet die burger zelf ook geen stappen zetten om daar wat meer aan bod te komen? Overvraagt die burger trouwens in het algemeen niet te veel het politiek systeem zonder zelf een minimum bereidheid aan eigen inzet te tonen? Misschien kan er ook aan gedacht worden de burgerorganisaties een ombudsfunctie te verlenen en ze van overheidswege een minimum aan basisaccomodatie toe te kennen (vergaderruimte, telefoon, administratieve krachten, fax, pc, enz....) Voorwaarde zou zijn dat die organisaties voldoen aan bepaalde criteria van representativiteit en maatschappelijke moraliteit.
´Minder werken, meer werkgelegenheid ?
Bedreigde werkgelegenheid, bedreigde welvaart, bedreigde zekerheid, bedreigde democratie ?
Minder werken, meer werkverdeling, meer zekerheid, meer tolerantie, meer democratie ?
Of is het allemaal niet zo simpel en wie zal dat dan wel betalen en is men bereid tot zoveel solidariteit, want handen af van onze pree en haal het geld waar het zit en zit het daar ook ?
We werden overspoeld door plannen : jongerenbanenplan, vierdaagse werkweek, tweede cheque, 32-uur en top of the bill : het Globale Plan.
Willen we eens even een en ander op een rijtje zetten : wat stellen die plannen allemaal voor en wat lossen ze op? Welke zijn de gemeenschappelijke uitgangspunten en welke discussiepunten blijven open ?
En wat kan in deze maatschappelijke discussie de rol zijn van de burgerbeweging voor democratie, Charta 91 ?
Een overzichtelijke inleiding gevolgd door een stevige discussie met burgers, vakbonders, politici en studaxen zorgt voor een helder inzicht en geprofileerde standpunten.
(seminarieformule)
Voor meer informatie tel. Paul Verbraeken (03/230.69.13) of R.obert Crivit (09/346.97.63 of 02/514.00.08)
Mediadebat
Toen de schokkende uitslag van de verkiezingen van 24 november 1991 bekend werd gemaakt, wezen sommigen met een beschuldigende vinger naar de media: ze hadden sommige partijen en figuren ´groot´ gemaakt. Was deze mechanische uitleg niet te simplistisch? De stelling van Charta 91 is dat er dieperliggende processen aan de gang zijn die uitmonden in maatschappelijke ontwrichting. De media spelen hierin een cruciale rol. In het verkiezingsjaar 1994 is het daarom belangrijk om in een mediadebat achterom en vooruit te kijken. Wat zou er moeten gebeuren om het onzalige tij te keren? En wat is er niet gebeurd?
Is het voldoende om te pleiten voor het behoud van De Morgen (eufemistisch: het pluralisme in de pers) wanneer je vaststelt dat steeds minder mensen de krant lezen (een vermindering van meer dan 40% de laatste 35 jaar) en dat de verpulping steeds meer om zich heen grijpt? Ja, dag allemaal! Zijn de reclameboodschappen voor het radionieuws een bijdrage tot culturele ontplooiing? Is de fragmentering van het radiopubliek (BRT3, Radio Donna, enz.) geen uiting van een grotere individualisering? Is een zelfde trend al niet merkbaar voor TV? Nu we op de lokale televisie, gecontroleerd door enkele mediagroepen, de reclameboodschappen van de plaatselijke beenhouwer te zien krijgen, die we vroeger slechts hoorden op de lokale radio, hebben we waarschijnlijk onze eigenheid gevonden.
Ons wereldbeeld wordt voornamelijk door televisie bepaald. Zo ontstaat een televisiewerkelijkheid. Wat niet op TV getoond wordt, bestaat niet. Zonder beelden, geen televisie. Daarom is er burgeroorlog in Bosnië en Somalië en is er geen burgeroorlog in Angola en Oost-Timor. De televisiewerkelijkheid valt niet samen met de sociale werkelijkheid. Toch is de televisiewerkelijkheid vaak het enige referentiepunt voor vele mensen. Die illusie wordt nog versterkt doordat collega´s op het werk of vrienden in de kroeg "het ook op TV gezien hebben".
VTM voedt de illusie nog meer door resoluut te kiezen voor populaire en herkenbare programma´s. Maar er is meer. Met VTM kwam ook de commerciële logica, de reclame-logica, op de voorgrond. De zogenaamde ´Pax Media´ moet zorgen voor de ´eerlijke´ verdeling van de reclamekoek (zo´n slordige 40 miljard frank) volgens de reclame-logica. Deze logica valt moeilijk te rijmen met de functies van televisie: informeren, opvoeden en ontspannen.
Omwille van de reclame worden de kijkcijfers de overheersende norm. Dat heeft twee kwalijke gevolgen: overwicht van het emotionele/ spectaculaire en minder nuancering, dus vervlakking. Het overwicht van het emotionele/spectaculaire merken we niet alleen in.de ontspannings-programma´s, maar ook bij de documentaires. Zonder spectaculaire beelden is het niet interessant. Van docudrama naar reality-show is maar een kleine stap. Ook de informatie-programma´s volgen die trend. Dit heeft onvermijdelijke aberraties tot gevolg: van de landing van de U.S.- marines in Somalië onder de TV-camera´s tot het betalen van enkele dollars aan een troep ongeregeld in Bosnië om een kapotgeschoten dorp nog eens te beschieten en in te nemen voor het oog van de camera.
Het directe, het snelle laat geen nuancering of duiding toe. In 30 seconden kan geen zinnige uitleg gegeven worden. Daarom vervalt men in stereotypen en populistische uitspraken. Een ernstige uitleg is voor specialisten en niet voor de TV-kijker: de autoritaire verleiding is niet veraf. Het gevolg is voorspelbaar. Hoewel televisie een ruimere kijk op de wereld kan brengen, vernauwt de blik steeds meer op de eigen leefwereld, gemodelleerd door de televisie-werkelijkheid.
Uit onderzoek blijkt dat bij de BRTN, in navolging van de VTM-opvatting, het aandeel binnenlands en spectacu lair nieuws sterk is toegenomen. Is het dan verwonderlijk dat het ´andere´ minder gekend, minder begrepen, uitgestoten wordt? Wat moet er gebeuren om deze trend te keren? In ons mediadebat zullen we trachten daarop een antwoord te vinden. Misschien moet dringend ´geleerd´ worden TV-beelden te ´zien´. Om voor 30 leerlingen voor een klas te staan is een grondige studie vereist. LUC kan, zonder voorbereiding, voor meer dan een miljoen kijkers een vrouw laten uitleggen dat ze in 24 uur meer dan honderd maal copulleerde. Malraux zei het al: "Quand on contraint une foule a vivre bas, ca ne la porte pas à penser haut".
Over multikultureel samenleven
Laten we beginnen met een vaststelling. De gehele discussie over een multikulturele samenleving wordt gevoerd in de context van de ver snelde globalisering tijdens de laatste decennia. Vooral de landen van het rijke noorden worden stelselmatig meer gevat in een netwerk van wereldwijde relaties van produktie en consumptie. Zowel cultuurgoederen in de brede zin als artistieke aktiviteiten in de meer enge zin worden deel van hetzij een univer sele, transnationale kuituur of hebben minstens een multikulturele oor sprong. Het is die grondtrend die de lokale tradities, basis van een afge scheiden nationale kuituur, onder graaft en vervangt door een veelheid van kuituuruitingen. Die krijgen dan door de vorming van plaatsgebonden sociale praktijken opnieuw een lokale specificiteit. Er is bestaat dus wel iets als eigenheid, maar die komt steeds minder voort uit de eigen plaatselijke geschiedenis. De wereld biedt een zak vol kuiturele mogelijkheden en daaruit wordt een lokaal brouwsel gemaakt. Dat is wat bedoeld wordt met de idee van de ´global village´.
De aanwezigheid van migrante populaties met een eigen kultuur is daarbij een bijkomend, maar geen doorslaggevend element.
Onderwijs en kuituurspreiding moeten zich dus steeds minder richten op de inoefening van de volkseigenheid en stabiele tradities (traditionele opvoeding). Ze moeten de mensen in tegendeel voorbereiden op het gebruik van een veelheid van steeds veranderende mogelijke kultuuruitingen en op een mondiale vorming (moderne opvoeding). De creativiteit heeft de wereld rechtstreeks of onrechtstreeks als referentie. De kwaliteit van het kunstleven, zeker nu we met de media tot in de verste uithoeken kunnen kijken, zal worden gemeten tegen de achtergrond van deze globalisering.
Het opkomend nationalisme en het pleidooi voor de verdediging van culturele particularismen is een defensieve reaktie tegen deze globalisering. In de opvatting van de natiestaat is er immers een overeenstemming tussen de zogenaamde ´nationale kultuur´ en de politieke staatsstrukturen die beide de economie regelen en begrenzen. De globalisering steunt echter op een wereldmarkt, die de rol van de natiestaat sterk verzwakt. Dat laat aan de ene kant toe dat regionale identiteiten sterker worden (die vallen soms samen met naties -zie Vlaanderen, Catalonië of Baskenland - soms niet - zie Italiaans of Frans regionalisme). Die regio´s zoeken hun plaats in de wereld, soms hun ´natiestaat´ omzeilend. Aan de andere kant mist de wereld democratische politieke structuren die deze wereldmarkt kunnen ordenen. De internationale of transnationale structuren zijn ontoereikend om de wereldmarkt te regelen, daarenboven zijn ze veelal ondemocratisch en ondoorzichtig.
Het nationalisme wil de politiek opnieuw onderwerpen aan de traditionele nationale kultuur in de hoop zo te ontkomen aan de werking van de globalisering: een politiek en kuitureel reactionair standpunt. Men moet integendeel opteren voor de uitbouw van democratische politieke structuren die het wilde liberalisme kunnen intomen en dat kan alleen in de richting van internationale en transnationale federaties. Politieke structuren moeten dan wel worden losgekoppeld van specifieke kuiturele entiteiten ( dus niet langer één volk, één taal, één land, één vorst...). Ze moeten wel steunen op politieke tradities. Kultuur wordt dan steeds meer een zaak van individuele keuze, een zaak van de civiele maatschappij.
Natuurlijk blijft nog wel de vraag of samenleven in één politieke eenheid ( een stad, of een gewest, of een land, of..) wel kan op multikulturele basis. Als die kulturen allemaal nationalismen of particularismen zijn en de levenspraktijk van de mensen op strikte wijze bepalen, dan leidt dat tot gettovorming en apartheid en is een pluralistische democratie onmogelijk. Zulke ´multikultuur´ is geen basis voor ´samenleven´. Als we het echter hebben over een kulturele kruisbestuiving, over een dynamische ontwikkeling van de kultuur, over het recht op subkulturen en dat alles in het raam van gelijke rechten en plichten in een democratische politieke structuur, dan moet ´multikultuur´ kunnen. Een multikulturele samenleving moet dus ook altijd sterke individuele rechten en vrijheden kennen.
Soms makkelijker gezegd dan gedaan. De belangrijkste kuituurdrager -de taal - is ook een belangrijk politieke instrument. Democratie veronderstelt dat de politiek in de taal van het volk bedreven wordt en...dat het volk in de taal van de democratie wordt opgeleid. Een kwestie dus van opvoeding en soms van generaties. Maar dat geldt evenzeer voor andere belangrijke symbolische ontwikkelingen die al ingang hebben gevonden in de werking van de politiek en waarbij sommige bevolkingsgroepen het moeilijk hebben bij te blijven. Vandaar dat er altijd kuituurkonflikten zijn: generatiekonflikten, etnische konflikten, ideologische konflikten... Ook al is de verleiding soms groot, nooit bracht de terugkeer naar het verleden, naar de tradities, naar fundamentalisme soelaas. Het is die verleiding die moet worden bevochten, vanuit welke kultuur ze ook wordt verdedigd.
De basistekst van Charta is erg beknopt waar het gaat over de werking van het gerecht als één van de symptomen van de maatschappelijke crisis. Hij verwijst enkel naar een ´betere rechtspleging´ als onderdeel van een nieuwe en geloofwaardige politieke cultuur om de verloedering tegen te gaan.
Toch is iedereen bij Charta het ermee eens dat een goed en democratisch functionerend gerechtelijk apparaat essentieel is voor de instandhouding van een democratische samenleving. Wanneer de bevolking de indruk krijgt dat allerlei ernstige misdrijven niet of totaal onvoldoende bestraft worden en dat de machtigen steeds de dans ontspringen, terwijl de gewone burger niet de mogelijkheid heeft om zijn rechten op een fatsoenlijke manier te laten gelden, dan komt de idee van gerechtigheid zelf in gevaar. Spijtig genoeg bevinden we ons reeds op dit hellend vlak. De oorzaken hiervoor (Bende van Nijvel, fraudedossiers, milieudelicten, gerechtelijke achterstand enz.) zijn genoegzaam bekend.
Op de hoorzitting van 22 november 1992 werd reeds aandacht besteed aan enkele knelpunten in de werking van het gerecht, m.n. een toegankelijke rechtshulp en de bestrijding van de kleine criminaliteit. Hierbij werd ook een groep ´Magistratuur en Maatschappij´ voorgesteld: een groepering van magistraten die zich willen bezighouden met de maatschappelijke rol en functie van hun beroep.
Om dieper op een aantal problemen te kunnen ingaan dan op de hoorzitting mogelijk was, plant de werkgroep ´Rechtsbedeling´ (hopelijk in samenwerking met ´Magistratuur en Maatschappij´) een discussie-namiddag in de loop van de volgende maanden. Het was de bedoeling om deze middag te kaderen in de geplande discussie over het functioneren van de democratie op 26 februari a.s. in Antwerpen, maar om opnieuw tijdsgebrek te voorkomen, wordt er voor Rechtsstaat en rechtsbedeling een afzonderlijke namiddag georganiseerd op zaterdag 23 april,
Een goede twee jaar na Zwarte Zondag lijkt de tijd rijp om een eerste balans op te maken van de maatregelen die regering en parlement reeds hebben genomen. Denk hierbij niet alleen aan het reeds veel besproken snelrecht, maar ook aan andere wijzigingen, zoals de uitbouw van een dienst voor strafrechtelijk beleid, de wijzigingen inzake burgerlijke rechtsple ging, inzake echtscheidings procedures, enz.
De discussie mag hier echter niet toe beperkt blijven. Er wordt immers vaak geklaagd over het gebrek aan coördinatie tussen de nieuwe maatregelen en andere, bestaande of vernieuwde structuren. Sommige nieuwe initiatieven krijgen te weinig omkadering of er wordt onvoldoende aandacht besteed aan het voorbereiden van de mensen die ermee zullen gaan werken. Andere zaken worden onvoldoende opgevolgd of geëvalueerd. In het algemeen constateert men een gebrek aan globale visie op de rol die het gerecht moet spelen in de samenleving en in de inhoud van de wetgeving.
Het zou mooi zijn als binnen het kader van Charta een aanvang kon worden gemaakt met het uittekenen van de contouren van zo´n globale visie, waarbinnen de concrete beleidsmaatregelen hun plaats kunnen vinden. Alleszins moet de nodige aandacht gaan naar de evoluties die symptomatisch zijn voor de crisissituatie waarin het gerechtelijk apparaat langzaam maar zeker verzeild is geraakt.
Zo neemt de inflatie aan wetteksten nog steeds toe, Vooral het strafrecht wordt hier gul bedeeld, vermits zowat iedere wettelijke of andere norm met een strafrechtelijk luik wordt ´bekroond´. Hoelang kan dit doorgaan voordat het ganse systeem finaal dichtslibt?
Ook kan een strafrechtsysteem slechts normaal functioneren wanneer de overtredingen van de norm uitzondering blijven en de burgers een opgelegde sanctie ook naleven. Wat te denken over het feit dat 70% van de parkeerboetes in Antwerpen niet vrijwillig worden betaald? Hoe moet men op zulke gedragswijzigingen reageren? Een ander discussiepunt is het ontwerp Legros tot het opstellen van een nieuw strafwetboek, dat verdient om van onder het stof te worden gehaald.
Na de onderwijsdag van 20 november 1993 en de werking met het Onderwijscharter wordt op zaterdag 7 mei 1994 te Gent een volgende discussienamiddag georganiseerd. Het is daarbij de bedoeling na te gaan welke consensus er bestaat over de grote opties voor een nieuwe onderwijspolitiek die een bijdrage kan leveren tot het keren van het tij,
Zoals al in het onderwijscharter aangegeven, zit de onderwijspolitiek gevangen in een keurslijf van bezuinigingen en rationaliseringen. Daarbij zijn de enige pedagogische keuzen die overeind blijven verbonden met de allesdominerende ´konkurrentiekapaciteit´ en de eisen van de economie. Het tij keren vraagt ook om een nieuw élan in het onderwijs.
We nodigen alle geïnteresseerden uit om over de krijtlijnen van zulke nieuwe visie te discussiëren. Zij die beschikken over interessante beleidsvoorstellen kunnen die bezorgen aan de onderwijswerkgroep. Daarin wordt met het oog op de discussie-dag aan voorbereidende teksten gewerkt over de onderwijspolitiek (eindtermen, participatie, eenheids-school, financiering, e.d.) alsook over een politiek inzake onderzoek en hoger onderwijs en over de idee van de school als kritisch atelier in democratie. Geïnteresseerden zullen deze teksten voor 7 mei kunnen krijgen.(schrijven naar het Charta-secretariaat).
Wij bieden, zoals steeds en nog altijd even optimistisch, een uniek en ludiek assortiment aan:
Dit alles te bekomen op het Charta-secretariaat, Transvaalstraat 8, 2600 Berchem op schriftelijke aanvraag of na een eenvoudig telefoontje: 03/230.69.13 of fax: 03/218.56.96
Onder deze titel organiseerde Charta 91 i.s.m. Charte 91 in juni 1993 een Europese conferentie omtrent ´burgers en politiek, politiek en burgers´. Met meer dan tweehonderd deelnemers uit binnen- en Europees buitenland vormde de conferentie het startmoment van het waakzaamheidscomité bij het Belgische EG-voorzitterschap en tevens het eerste hoogtepunt van de werking van het Charta 91 Europa-initiatief.
Van de conferentie is ondertussen een omstandig én boeiend verslag klaar met bijdragen van o.m. K. Abrams (SCORE, UK), T. Alexander (New Economics Foundation), M. Coppieters (Waakzaamheidscomité), J. Fontaine (Toudi), J. Lambert (Agenor), J. Lapeyre (EVV), F. Mestrum (Charta 91), F. Osgünez (VTM), J. Palmer (The Guardian), C. Prokakis (Griekse Burgerbeweging tegen racisme), S. Skovmand (Denen anti-EG), P. Sluiter (ECRE), J. Tonglet (ATD Quart Monde), J. Vandemeulebroucke (VU), L. Van Outrive (SP) en R. Vermeersch (BBTK).
Dit verslag wordt u toegestuurd mits storting van 200 fr. op rekening 001-2298686-56 van Charta 91, Transvaalstraat 8, 2600 Berchem, met vermelding ´Europa juni 1993´.
Masereelfonds, Vrede vzw en IMAVO vzw publiceerden onlangs ´De Gordijnen van Maastricht, 1 6 beschouwingen bij de Europese Unie´.
Ingeleid door Europees parlementslid Lode Van Outrive zijn de 16 beschouwingen afkomstig van o.m. Bart Kerremans, Rudolf Boehm, André Mommen, Philippe Herzog, Jos Jansens, LUC Vankrunkelsven, Dirk Diels, Paul Verbraeken, Guy Janssens en John Palmer.
´De Gordijnen ...´ zijn o.m. verkrijgbaar mits storting van 595 fr. (port incl.) op rekening 001-0579148-37 van IMAVO vzw, Stalingradlaan 1 8-20 te 1000 Brussel.
Ter gelegenheid van de Alternatieve Europese top (8-11 dec.) waaraan door ons stevig werd meegewerkt, kwam de Charta 91 Europa-werk-groep ook samen met een twintigtal mensen uit het ´Europa-netwerk-in-opbouw´.
Iedereen bleek vrij enthousiast over de werking van Charta 91, de Europa-werkgroep en het eerste experiment met een (Belgisch) waakzaamheidscomité. Er wordt nogal wat verwacht van een verder opbouwen van een internationaal netwerk dat zich concentreert op de uitbouw en de kwaliteit van de Europese democratie.
Hierbij is de verdere werking van een Europa-werkgroep als een te Brussel gesitueerde draaischijf voor onderlinge informatie en communicatie zo goed als onontbeerlijk; de Europese instellingen zijn nu eenmaal vooral in Brussel geconcentreerd, al kan worden samengewerkt met reeds bestaande lobby-bureaus.
De Europa-werkgroep zal uiteraard proberen de nationale aktiviteiten van Charta te verbinden met de Europese werking (en vice versa). Zonder de andere punten uit het Charta/Europa-memorandum uit het oog te verliezen, wil de groep zich op Europees niveau vooral bezighouden met aspecten van de Europese democratie, zoals de democratisering van de instellingen en de Europese burgerrechten (n.a.v. de discussie over een Europese grondwet, Schengen en het vrij verkeer van personen, stemrecht, migratiepolitiek, racisme,...). Mogelijk kunnen hierrond akties worden voorbereid op nationale en Europese schaal, debatten en conferenties, petities, vragen aan de Commissie en de Raad etc.
Een waakzaamheidscomité-werking kan een doorlopend proces worden, en overgegeven worden van het ene Unie-voorzitterschap aan het andere. Het publiek opvolgen van een reeks aspecten van het Europees beleid en de rol van het nationaal voorzitterschap, houdt een reële kans in om het democratisch en Europees debat te stimuleren in het land van het voorzitterschap. Ter gelegenheid van een Europese bijeenkomst, telkens bij het einde van een voorzitterschap, kan de informatie over de belangrijkste domeinen dan worden doorgegeven aan de opvolgende groep.
Of dit alles kan, hangt in niet geringe mate af van de verdere werking en uitbouw van een Europees netwerk open voor individuen en bewegingen uit alle Europese landen, niet noodzakelijk verbonden met de werking van het waakzaamheidscomitié. Dit netwerk organiseert onderlinge uitwisseling van informatie, aktiviteiten en ervaringen op het Europees niveau. Dit o.m. middels de verspreiding van een (bescheiden) nieuwsbrief verzorgd door de Europa-werkgroep te Brussel.
Voor de eerste helft van 1 994 proberen we mee het Europese democratische debat te stimuleren n.a.v. de verkiezingen voor het Europees parlement (juni), met o.m. een refereren naar het sluimerende debat over een Europese grondwet. Op het internationale domein wordt samengewerkt met enkele Griekse groepen om de waakzaamheidswerking een zekere continuïteit te geven, en tenslotte is nu reeds een Duits waakzaamheidscomité in voorbereiding (het Duitse voorzitterschap wordt van cruciaal belang voor de toekomstvan de Unie).
Lokeren is een stad met een relatief hoge concentratie migranten. De plek behoudt vooralsnog haar provinciaal karakter, waar vreedzaam samenleven van de verschillende etnische groepen nu nog kan. De maatschappelijke conflictlijnen tussen allochtonen en autochtonen beginnen zich echter ook hier af te tekenen en de school is een spiegel van deze samenlevings-problematiek.
De communicatiestoornissen tussen de migranten uit de Maghreblanden en de autochtone bevolking zijn grotendeels te wijten aan het onbegrip voor de culturele identiteit van de migranten en het gebrek aan kennis over hun achtergrond. Anderzijds blijft de leefwereld van de migrant, zelfs na jaren vertoeven in onze samenleving, vaak te hermetisch. Een specifieke probeemgroep vormen de jongeren : zij hebben niet alleen af te rekenen met de socio-culturele normen en waarden van hun sociaal-ethnische afkomst, maar worden door hun begrijpelijke drang tot participatie aan onze vooral sterk consumptiegerichte jongerencultuur in allerlei conflictsituaties gebracht met ouders, school, politie en autochtone leeftijdsgenoten, waardoor ze zich makkelijker wantrouwig en zelfs agressief opstellen, zodat ze door hun gedrag de bestaande vooroordelen nog versterken.
Het percentage migranten in het secundair onderwijs stijgt jaarlijks, en zal, afgaande op het aandeel migranten in het basisonderwijs, de eerstvolgende jaren nog toenemen. Het is belangrijk om deze evolutie tijdig op een positieve manier te benaderen in de school gemeenschap. Vanuit die bekommer-nis begon een groep leerkrachten van het K.T.A. van Lokeren in 1991 met het Averroësproject, een veelzijdig integratieproject genoemd naar de Moorse filosoof uit de 1 2de eeuw die door zijn pogingen om tot een compromis te komen tussen de goddelijke openbaring en de menselijke rede in conflict kwam met orthodoxe islamieten en christenen.
Een eerste luik van het integratieproject werd zopas afgesloten. Het bestond uit een reeks vormingssessies en socio-culturele activiteiten met als bekroning en motivatiefactor een veertiendaagse reis naar Marokko tijdens de paasvakantie van 1 993. De vormingssessies waren vooral informatief gericht : voordrachten over cultureel bepaalde gedragspatronen (Jaap Kruithof), over migratie, islam in onze samenleving, Marokko aardrijkskundig en staatkundig, Arabische taal. Daarnaast een couscousavond, een bezoek aan een moskee en aan de Lokerse Integratiedienst, een optreden van een Antwerps-Marokkaanse muziekgroep en een debat met en over jonge migranten uit Lokeren. Al deze aktiviteiten waren toegankelijk voor alle belangstellenden en hadden afwisselend plaats in de schoollokalen, de lokalen van de Integratiedienst en het Cultureel Centrum van Lokeren.
De doelgroep was tweeledig : enerzijds was er de kerndoelgroep van 35 leerlingen (25 Vlamingen en 10 Marokkanen) die de reis zouden meemaken en zich daardoor hadden verbonden om aan alle aktiviteiten deel te nemen, anderzijds was er de heterogene randgroep van collega´s, leerkrachten, ouders, medestudenten en sympathisanten.
Bij het afsluiten van dit eerste luik is het wellicht zinvol om een balans te maken van de voorlopige verworvenheden van het projekt.
Een beetje tot onze verbazing heeft het inleefverblijf in Marokko tijdens de paasvakantie van 1 993 de meest zichtbare resultaten opgeleverd. Enerzijds om makkelijker te kunnen werken, anderzijds om de integratie binnen de groep zo groot mogelijk te maken, was de groep ingedeeld in negen subgroepjes van drie tot vijf leerlingen onder wie telkens één Marokkaan met aan het hoofd een leerkracht-begeleider. De Marokkaanse jongere had een belangrijke functie binnen de subgroep : hij fungeerde als gids-expert-vertaler voor de andere leden van zijn subgroep. De vriendschapsrelaties die op die manier ontstonden zijn opmerkelijk en nog steeds zichtbaar.
De verschillende subgroepen werden gedurende een paar dagen gelogeerd bij gezinnen in het stadje Sidi Slimane, een waardevolle en aangename ervaring die ongetwijfeld bijgedragen heeft tot een positieve beleving van Maghrebijnse culturele en subculturele uitingen. Deze ervaringen kunnen door de deelnemers worden uitgedragen naar ouders en leeftijdgenoten.
Een belangrijke integratiegerichte verwezenlijking is tenslotte de vaststelling dat de activiteiten van het project ervoor gezorgd hebben dat migrantenouders de weg naar school gevonden hebben. Vooral de followupactiviteiten van de reis (mini-tentoonstelling, video- en dia-avond) hebben een drempelverlaging met zich meegebracht, zodat nu ook op oudercontacten merkelijk meer migrantenouders komen opdagen.