Nieuwsbrief 15


april-mei 1996

Vooral niet zwijgen !
Vermogensbelasting: Uit de startblokken
Oproep
Nieuw asiel- en vreemdelingenbeleid
Foefelaar of technicien
De constructie van het autoritair populisme

Download

Top

Vooral niet zwijgen !

Eric Corijn

Ook het Vlaams Blok heeft nu haar 1-mei viering: een optocht in Aalst met bloemenhulde aan het graf van Daens. Het belangrijkste van dit initiatief was de openlijke intentieverklaring van Philip Dewinter. Het gaat erom de socialisten, na een deel van hun kiezerskorps, nu ook hun symbolen af te pakken. En ze meteen ook naar inhoud te veranderen. 1 mei, internationale strijddag voor de achturendag, jarenlang symbool voor de arbeidersstrijd, teken van internationale solidariteit wordt door de neo-fascisten ingenomen voor het ´eigen volk´. Le Pen deed het hen voor met zijn Jeanne d´Arc-herdenking. Dewinter houdt het bij een sociaal profiel: het Vlaams Blok werpt zich op als de enige sociale partij. ´Neen, niet nationaal-socialistisch, maar sociaal-nationalistisch...´ De arrogantie gaat al zover dat ze nu zelf historische vergelijkingen ironiseren. We hopen maar dat er tussen het schrijven en lezen van dit stuk nog wat polemiek is ontstaan.

Die ontwikkeling is immers niet onschuldig. Niet dat er nu een onmiddellijke dreiging tot staatsgreep is. Wel omdat twee processen zich naast elkaar ontwikkelen. Aan de ene kant is er een verdere ´verstaatsing´ van de politiek. Marktaandeel, globalisering, concurrentievermogen, produktiviteit, deflatie...het blijven de onbetwiste neoliberale richtlijnen voor elke politiek, ook van de huidige meerderheid. Politici die zich op de eerste plaats richten op het behoud van de staatsmacht, zullen zich dus steeds meer aan die marktwetten onderwerpen. Elke maatregel die andere criteria - sociale, culturele of ecologische -prioritair maakt en de economie wil temperen, wordt verworpen als irrealistisch en gevaarlijk.

De discussie over de maatschappelijke consensus, over het zogenaamde ´normatief burgerschap´ wordt van bij het begin gehypothekeerd. De ´waarden´ worden in de praktijk immers afgeleid van de noodwendigheden van het systeem en de politieke partijen stellen zich daarbij op als de herauten bij het volk. Het ziet ernaar uit dat de hernieuwde aandacht voor het middenveld vooral een zoektocht wordt naar gepaste doorgeefluiken van boven naar beneden. De aan de centrum-partijen geliëerde sociale organisaties stemmen hun politiek nog steeds af op de grenzen van het regeerbeleid.

Het uitzonderlijke aan de periode van de opbouw van de welvaartstaat was dat de markteconomie en de sociale vooruitgang hand in hand liepen. Nu betekenen de marktwetten vooral sociale stagnatie en moet de overheid zelf instaan voor de nodige uitstoot: alle sociale herverdelingsmechanismen worden herzien, de arbeidskost moet nominaal achteruit, de werkloosheidsvoorzieningen worden verstrengd, de ziekteverzekering wordt duurder, het gratis onderwijs staat op de helling, de asielwetgeving moet strenger, pensioenen worden onzeker...Normatief burgerschap schijnt te worden opgehangen aan twee voorwaarden: het moet goedkoper en strenger. Sociale integratie wordt afhankelijk gemaakt aan strikte onderwerping aan (sommige) regels. (Dat geldt natuurlijk alleen voor de gewone mens, hogerop mag het iets soepeler).

Het is in deze context dat het Vlaams Blok zich opwerpt als de sociale partij. Neen, niet om zich te verzetten tegen deze ontwikkelingen. Wel om ze af te wentelen op de ´Anderen´. Als er dan toch ingeleverd moet worden, als er dan toch geen gelijke rechten meer zijn, als er dan toch wordt afgebouwd, dan wil men wel eens bekijken wie er in het systeem mag blijven. Eigen volk eerst natuurlijk. Ja aan de uitsluiting, als het maar de vreemdelingen zijn, of de homo´s, of de criminelen, of de linksen...

De marktwetten hebben gezorgd voor het openbreken van de grenzen binnen Europa, vrije wereldhandel, muntspeculatie, vrij verkeer van kapitaal en goederen, delokalisering en noem maar op: vrijheid, openheid en deregulering zijn het motto. Die ontwikkelingen zijn nooit aan een democratische besluitvorming voorgelegd. Vandaag komt geen enkel centrum-politicus op tegen deze ongecontroleerde bewegingen. Wat men daarentegen wel met alle middelen wil regelen zijn de overlevingsstrategieën die mensen daar tegenover zetten. Dus meer regels, meer controle, minder bewegingsvrijheid, meer repressie... Het politieke spectrum lijkt zich te beperken tot een discussie over regels en inperkingen, over legitieme en onwettelijke uitsluiting, over streng en minder streng beleid. De rijken krijgen daarbij steeds meer vrijheid, het gros van de bevolking moet zich steeds meer onderwerpen.

Wat in de huidige politiek patent ontbreekt is een strijd voor meer vrijheid voor de mensen en minder vrijheid voor geld en goederen, voor meer sociale gerechtigheid en herverdeling en minder willekeur en corruptie, voor meer cultuur en minder commercie.

Wat ontbreekt zijn sterke en van de Staat onafhankelijke sociale bewegingen die bereid zijn de aspiraties van de bevolking van beneden naar boven te vertalen en strijd te leveren opdat de overheid zou instaan voor een rechtvaardige fiscaliteit, voor een sociaal beleid, voor een rechtvaardig gerecht, voor een pluralistische cultuur... ook al moeten de marktwetten daarvoor enigszins wijken. Wat ontbreekt is een ontvoogde civiele maatschappij die de systeem-belangen ter discussie kan stellen.

Individuele burgers hebben beperkte mogelijkheden. Netwerken zijn geen performante organisatievormen. Politiek, bedrijf en mediawezen selecteren grondig en efficiënt. Wat we echter moeten en zullen blijven doen is vrij en ongebonden spreken. En steeds weer nieuwe pogingen ondernemen tot onafhankelijke mobilisatie. De taboe-onderwerpen steeds weer oprakelen: gelijke politieke rechten, fiscale gerechtigheid, democratische vrijheden... Vandaar ook deze nieuwsbrief met verslagen van de werking en met een supplement over het Cordon Sanitaire.

Top

Vermogensbelasting: Uit de startblokken

Op uitnodiging van een aantal initiatiefnemers uit de academische, politieke en syndicale wereld (o.a. Ricardo Petrella, jaap Kruithof, Jacques Yerna, Mil Kooyman en Pierre Galand), vergaderden op zaterdag 2) maart meer dan 60 mensen rond het thema van een campagne voor een belasting op de grote vermogens. In een vorige Nieuwsbrief kon je reeds lezen dat de aanzet voor dat initiatief mee door de mensen van CHARTA is gegeven. Ondertussen wordt het ondersteund door honderden mensen uit verschillende maatschappelijke terreinen. De bedoeling van deze campagne is niet om een louter morele ´tour de piste´ te maken, waarbij de ondertekenaars reeds van bij de aanvang weten dat hun oproep ´politiek onhaalbaar´ is, zoals dat heet. We willen effectief komen tot een wetgevend initiatief, met andere woorden tot een wetsvoorstel, dat buiten het parlement ondersteund wordt door tienduizenden mensen. Om dit te verwezenlijken hebben we de steun nodig van iedereen die overtuigd is dat een uitzonderlijke belasting op de grote vermogens een mogelijkheid vormt om een eind te maken aan het eenrichtingsverkeer op het vlak van de financiële sanering. De hierna volgende tekst bevat de argumentatie die bij de oproep hoort. Verdere inlichtingen kan je ontvangen indien je een brief of fax stuurt naar het secretariaat van CHARTA 91 (zie colofon).

PAUL VERBRAEKEN

WAAROM VERMOGENSBELASTING ?

De staatsschuld weegt als een loden last op de bevolking. De rentebetalingen slorpen één vijfde op van de lopende overheidsontvangsten en laten nagenoeg geen ruimte meer om openbare investeringen van enige omvang te doen. Het perverse karakter van deze situatie kan niet voldoende worden benadrukt.

Ten koste van een beleid van herhaalde bezuinigingen en belastingverhogingen, dienen sinds meer dan tien jaar de opeenvolgende regeringen begrotingen in met een batig saldo (rentelasten niet meegerekend). Volgens cijfers van de Nationale Bank bedroeg dat gecumuleerde tegoed voor de periode 1984-1994 2.395 miljard frank. Tijdens diezelfde periode beliep de gecumuleerde rente op de schuld echter 6.967 miljard. Ondanks de enorme inspanning die het voorbije decennium door de bevolking werd geleverd, verdubbelde de uitstaande nettoschuld van 4.947 tot 9.782 miljard frank. Ze bedraagt thans ongeveer 130% van het bruto binnenlands produkt, veruit de hoogste schuldenlast van de Europese Unie. Het is duidelijk dat deze schuldenberg niet echt kan worden afgebouwd zonder een of andere ingrijpende maatregel.

Het bezuinigingsbeleid dat een noodzakelijke voorwaarde vormt om de financiering van de overheidsschuld te bekostigen, heeft de rechtstreekse gevolgen van de aanslepende economische stagnatie nog pijnlijker gemaakt. Het land telt meer dan één miljoen slachtoffers van de werkloosheid, één miljoen bestaansonzekeren en daklozen. Onderwijs, sociale huisvesting, gezondheidszorg, openbaar vervoer, cultuur... lijden onder het chronische gebrek aan financiële middelen. In ons land bedragen de overheidsinvesteringen amper de helft van het gemiddelde in de Europese Unie. Elk beleid met enige visie wordt daardoor in de kiem gesmoord. Tienduizenden samenwonenden (bijna allen vrouwen) verloren hun recht op werkloosheiduitkering. De plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen creëren nieuwe knechten en meiden: de bestrijding van de werkloosheid dreigt steeds meer een bestrijding van de werklozen te worden. De schuldenlast vormt een van de voorwendsels om geen volwaardig beleid van gezamenlijke ontwikkeling met de Derde Wereld te voeren: de 0,7%-norm is en blijft een luchtspiegeling.

Bovendien draagt de hoge overheidsschuld bij tot een belangrijke scheeftrekking van de verhouding tussen het inkomen uit arbeid of uitkeringen en het inkomen uit vermogen. Van 1981 tot 1994 steeg het aandeel van het vermogensinkomen in het bruto binnenlands produkt van 16% tot 21%, terwijl het aandeel van lonen en salarissen daalde van 59% tot 53%. De politiek van deregulering, de ontwikkeling van financiële spitstechnologie en de internationale fiscale concurrentie hebben die scheefgroei nog versterkt. De reeds aanzienlijke fiscale fraude (naar schatting meer dan 450 miljard per jaar) en ontwijking werden daardoor in de hand gewerkt. In de praktijk werd de voorbije 15 jaar de arbeid steeds meer en het vermogen steeds minder belast. Volgens recente cijfers van de Europese Commissie is in de Europese Gemeenschap de fiscale druk op de arbeid tussen 1980 en 1993 gestegen met gemiddeld 20%, terwijl de fiscale druk op het vermogen en de zelfstandige arbeid gedaald is met meer dan 10%.

Het taboe van de anonimiteit dat op het vermogensbezit rust, maakt het uitermate moeilijk om zicht te krijgen op de verdeling van de roerende rijkdom in dit land. De bestaande ramingen wijzen in elk geval uit dat de vermogensverdeling, zoals in alle andere landen, zeer ongelijk is. De rijkste 10% van de bevolking bezit naar schatting 55% van het totale gezinsvermogen, dat 25.000 miljard bedraagt. De rijkste 1% (44.000 gezinnen) beschikt over ruim één kwart van het vermogen (gemiddeld 84 miljoen). De ondernemingen hebben een vermogen van ongeveer 6.000 miljard. Deze vermogens zijn niet alleen steeds meer geconcentreerd, ze worden ook steeds groter

Sinds bijna vijf jaar benadrukken beleidsmensen van verschillende politieke signatuur de noodzaak, de wenselijkheid en de onvermijdelijkheid van de Belgische deelname aan de Economische en Monetaire Unie. De toetredingsvoorwaarden tot de EMU, zoals die werden vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, betekenen dat men voor de verdere eenmaking van Europa de monetaire en monetaristische kaart heeft getrokken. Alle andere overwegingen worden aan deze prioriteit ondergeschikt gemaakt. Gelet op de extreem hoge schuldenlast impliceert die keuze voor ons land een aaneenschakeling van bezuinigingen en belastingen. Ondertussen is voldoende gebleken dat de gevraagde inspanningen geenszins op een faire wijze verdeeld worden. De sterkste schouders hebben hoegenaamd niet de zwaarste lasten te dragen.

België is nagenoeg het enige Europese land waar niet een of andere vorm van vermogensbelasting bestaat. Dit type belasting bestaat ook in de Verenigde Staten en Japan, met hogere aanslagvoeten dan op het Oude Continent. Een recente studie van Jean-Marc Delporte en Alain Moreau, twee verantwoordelijken van de belastingadministratie, toont aan dat het risico op kapitaalvlucht miniem is en de auteurs besluiten dat er geen onoverkomelijke technische hinderpalen bestaan voor de invoering van een vermogensbelasting die analoog is aan die in andere Europese landen. Zij stellen dat de opheffing van het bankgeheim en de opstelling van een vermogenskadaster een dubbel voordeel zou opleveren: het bemoeilijken van de fraude en een grotere fiscale rechtvaardigheid. Dat wordt gestaafd door talrijke vroegere studies, o.a. die van professor Max Frank. Frank stelt niet alleen een jaarlijkse vermogensbelasting voor, maar ook een uitzonderlijke belasting, om in één klap en op substantiële wijze de openbare schuld en de rentebetalingen daarop te verminderen.

Top

Oproep

De volgende oproep wordt u voorgelegd ter ondertekening. Hij zal nadien publiek worden gemaakt en er wordt een campagne opgezet in beide landsdelen. Indien u het eens bent met deze tekst, vul dan het onderstaande strookje in met naam, adres en functie, stuur het ondertekend naar het Charta-secretariaat, Transvaalstraat 8, 2600 Berchem, en dit voor 31 mei 1996.

De overheidsschuld is op tien jaar gestegen van 5.000 tot 10.000 miljard frank. Een vijfde van de ontvangsten wordt opgeslorpt door rentebetalingen: 700 miljard per jaar (3,5 maal meer dan de staatstoelagen aan de sociale zekerheid)! De banken en andere financiële groepen, die de rente opstrijken, betalen weinig belastingen. Op die wijze worden de rijken steeds rijker op de rug van de meerderheid van de bevolking. Zo wordt eveneens het deel dat de overheid besteedt aan het lenigen van de sociale behoeften kleiner. De besparingen verergeren de werkloosheid en beletten de overheid om een daadwerkelijk werkgelegenheidsbeleid te voeren.

Wij eisen een koerswijziging. In naam van de democratie, de fiscale gelijkheid en de sociale rechtvaardigheid. Voor ons en voor de komende generaties.

De overheidsschuld dient drastisch en op korte termijn verminderd te worden. Dat is mogelijk via een uitzonderlijke belasting met een hoge aanslagvoet op de grootste vermogens; de 10% rijksten bezitten 55% van de 25.000 miljard aan gezinsvermogen; het vermogen van de ondernemingen wordt geraamd op 6.000 miljard.

In Europa is België het land met de hoogste schuldgraad en nagenoeg het enige waar geen vermogensbelasting bestaat. Een uitzonderlijke vermogensbelasting zou die toestand enigszins kunnen rechttrekken. Met een aanslagvoet van 7,5% kan de schuld met 1.800 miljard verminderd worden en de rentelasten kunnen dan jaarlijks met 150 miljard dalen. De belastingsvlucht kan beperkt worden door deze belasting op een voorgaand j aar te baseren.

Een belasting op de grote vermogens is geen wondermiddel, maar zij kan de weg effenen voor een ander beleid. Een drastische vermindering van de staatsschuld maakt de budgettaire ruimte vrij om tegemoet te komen aan de sociale behoeften.

Wij eisen:

  1. Een uitzonderlijke belasting op de roerende en onroerende ver mogens van de 10% rijksten.
  2. Het nodige personeel en de wettelijke middelen voor een doel treffende strijd tegen de grote fraude en de fiscale ontwijking (met inbegrip van het opheffen van het bankgeheim).
  3. Een vermogenskadaster.

Wij verbinden ons ertoe hierover een brede maatschappelijke dis cussie op te zetten.

Ondergetekende

(naam)___________________________

(adres)___________________________

(functie)__________________________

verklaart zich akkoord met de oproep i.v.m. vermogensbelasting (Nieuwsbrief Charta, mei 1996)

Handtekening:

Top

Nieuw asiel- en vreemdelingenbeleid

VOOR Java/Jade
(JONGE ADVOKATEN VOOR VREEMDELINGEN/
JEUNES AVOCATS POUR LA DÉFENSE DES ÉTRANGERS)
Indra Van gisbergen Joëlle van EX

Het nieuwe wetsontwerp Van de Lanotte bracht de afgelopen maanden het Belgische asiel- en vreemdelingenbeleid, dat ernaar steeft om de immigratie-controle te verscherpen en de Belgische wetgeving af te stemmen op de Schengenakkoorden, behoorlijk in de kijker. In een eerste luik wil dit wetsontwerp de Wet van 15 december 1980 wijzigen, wat betreft de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, en in een tweede luik de OCMW-wet van 8 juli 1976 aanpassen. Enkele belangrijke gebreken van het wetsontwerp op een rijtje gezet.

  1. Een eerste reeks bepalingen van het wetsontwerp beperkt in grote mate de toegang tot het Belgische grondgebied.
    De vreemdeling kan de toegang tot het grondgebied worden geweigerd, ook al is hij in het bezit van een geldig paspoort en visum, indien hij er niet in slaagt documenten voor te leggen die het doel en de voorwaarden van zijn verblijf kunnen rechtvaardigen. Bij gebrek aan deze documenten kan de Dienst Vreemdelingenzaken het visum van de vreemdeling niet in aanmerking nemen en deze terugsturen. Welke documenten de vreemdeling tot staving van zijn verblijf precies dient voor te leggen, laat de ontwerper van de nieuwe wet in het ongewisse. Het is bovendien surrealistisch dat vreemdelingen als het ware aan een dubbele controle onderworpen worden. Hun aanvraag om het grondgebied te mogen betreden wordt niet alleen uitgebreid onderzocht wanneer zij bij de ambassade een visum aanvragen, maar ook wanneer zij zich aan de grens bevinden. Verder is het evenmin duidelijk welke criteria de rijkswacht die aan de grens belast is met deze controle, zal hanteren. Ook de vreemdeling die geacht wordt de internationale betrekkingen met België of met een van de Schengenstaten te kunnen schaden, kan teruggestuurd worden. Hoe deze vage zinsnede nu precies moet geïnterpreteerd worden, is niet duidelijk. Nergens in de tekst werd het toepassingsgebied toegelicht. Het nieuwe wetsontwerp voorziet tevens zware administratieve sancties voor vervoerders wegens het vervoer van vreemdelingen die in feite het grondgebied niet mogen betreden omdat ze niet in het bezit zijn van de vereiste reisdocumenten, of die teruggestuurd kunnen worden omdat ze zich bevinden in een van de wettelijke gevallen van terugsturing. Zij kunnen bijvoorbeeld teruggestuurd worden indien zij niet over voldoende middelen van bestaan beschikken, als ongewenst gesignaleerd worden of geacht worden de openbare orde, rust of veiligheid van het land te kunnen schaden. Zodoende moedigt de Belgische wetgever vervoermaatschappijen aan om hun passagiers grondig te selecteren. Dit heeft tot gevolg dat vooral asielzoekers die, om begrijpelijke redenen, vaak niet in staat zijn om de vereiste documenten voor te leggen, slachtoffer worden van deze selectie en nooit een voet op Belgische bodem zullen zetten. Het lijdt geen twijfel dat België hierdoor serieus tekort schiet in haar internationale plichten inzake asielrecht en de bescherming van de rechten van de mens.
  2. Een tweede reeks bepalingen van het wetsontwerp heeft betrekking op het onzekere statuut van de vreemdeling die in België verblijft.
    Aan het verblijf van een student, bijvoorbeeld, kan plots een einde worden gesteld, zelfs in het midden van het academiejaar, wanneer hij-zelf of een van zijn familieleden voor meer dan drie maanden een beroep doet op bij stand van het OCMW. In tegenstelling tot de bepalingen uit de wet van 1980 waar de vreemde student enkel teruggewezen kan worden bij ministerieel besluit, zal het in de toekomst volstaan om de vreemde student of zijn gezin een eenvoudig bevel te betekenen om het grondgebied te verlaten. Ook aan een erkend vluchteling wiens statuut ingetrokken wordt of wiens gedrag volgens de Dienst Vreemdelingenzaken geen aanleiding meer geeft tot de vrees vervolgd te worden in zijn land van oorsprong, kan eenvoudigweg een bevel om het grondgebied te verlaten betekend worden, ook al verbleef hij jarenlang in België.
  3. Een derde reeks nieuwe bepalingen heeft betrekking op het vasthouden van vreemdelingen.
    Krachtens de huidige wettelijke bepalingen kan een illegale vreemdeling uiterlijk twee maanden vastgehouden worden. In het nieuwe wetsontwerp wordt de administratieve vrijheidsberoving van de vreemdeling die hier illegaal verblijft, niet in de tijd beperkt. Het vasthouden van de vreemdeling zal echter tweemaandelijks het voorwerp kunnen uitmaken van een verlenging, desnoods na controle door de raadkamer. De vreemdeling kan in feite onbeperkt -dit wil zeggen, tot op het moment dat hij effectief gerepatrieerd wordt -opgesloten, vastgehouden of ter beschikking van de regering gesteld worden. De vrijheidsberoving van de vreemdeling voor een onbeperkte duur met het oog op zijn repatriëring of terugwijzing, schendt echter het recht om berecht te worden binnen een redelijke termijn, zoals dat verwoord wordt door het artikel 5.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Deze nieuwe regel zou in principe tot 1 januari 1998 gehandhaafd blijven. Voor 1 oktober 1997 moet de minister de vrijheidsberoving voor onbeperkte duur evalueren en daarover verslag aan de kamers uitbrengen. De kamer van volksvertegenwoordiging kan dan beslissen om de regeling met betrekking tot de onbeperkte duur van detentie verder te handhaven, of de vrijheidsberoving beperkt tot een duur van acht maanden zoals voorzien in het wetsontwerp, vanaf januari 1998 in werking te laten treden. Ook al wordt de vrijheidsberoving eventueel vanaf januari 1998 beperkt tot acht maanden, dan nog is deze termijn veel te lang en bij gevolg onaanvaardbaar.
  4. Nieuwe maatregelen inzake OCMW-steun.
    De persoon aan wie een ´uitvoerbaar´ bevel om het grondgebied te verlaten betekend wordt, kan, anders dan vroeger, niet langer een beroep doen op OCMW-steun, ook al is zijn procedure nog hangende voor de Raad van State. De regeling met betrekking tot sociale dienstverlening voor kandidaatvluchtelingen wordt eveneens strenger. Elke kandidaat-vluchteling kan tijdens de fase van ontvankelijkheid OCMW-steun geweigerd worden wanneer hij zich niet in één van de door de overheid aangewezen centra vestigt. In feite komt het erop neer dat de kandidaat-vluchteling in de ontvankelijkheidsfase verplicht wordt om in een centrum te verblijven. Dit is strijdig met het recht om zich vrij te verplaatsen en een vrije woonplaats te kiezen (artikel 31.2 Conventie van Genève en artikel 12 BUPO-verdrag). Door zijn verblijf in een centrum, wordt de kandidaat-vluchteling maatschappelijk nog meer gemarginaliseerd. Daarenboven worden kandidaat-vluchtelingen met zeer uiteenlopende en vaak tegenstrijdige politieke of godsdienstige overtuigingen in de centra bij elkaar gebracht. Hoogoplopende conflicten zijn daarbij niet uitgesloten.

Lang niet alle nieuwe maatregelen die in het wetontwerp worden voorgesteld, werden hier besproken. Slechts de meest ingrijpende wijzigingen aan de vreemdelingenwet van 1980 en de organieke OCMW-wet van 1976 kwamen aan bod. Precies deze wijzigingen zetten belangrijke democratische waarden en fundamentele mensenrechten ongegeneerd op de helling. Nochtans werd ondanks hevig protest en gefundeerde kritiek vanwege allerhande instanties, het wetsontwerp Van de Lanotte zonder slag of stoot gestemd. Een aanzienlijk strenger en defensief asielen vreemdelingenbeleid zal wellicht zeer binnenkort onbeschaamd zijn intrede doen.

Top

Foefelaar of technicien

KOEN DILLE

Eind vorig jaar organiseerde Charta 91 een panelgesprek. Achter de tafel zaten enerzijds wat je zou kunnen noemen een staal van bewuste burgers. Anderzijds waren er drie Antwerpse schepenen aanwezig: Mieke Vogels, Patsy Sörensen, u beiden waarschijnlijk wel bekend, en André Gantman (VLD), Samen met de Vlaamse minister voor Stedelijk Beleid, de SP-er Leo Peeters. Geen oninteressant panel dus.

In tegenstelling tot wat u misschien zou denken, wilde Charta uitdrukkelijk geen gesprek over specifieke Antwerpse problemen. De ervaring leert dat hoorzittingen druk bezocht worden door mensen met allerlei plaatselijke, om niet te zeggen persoonlijke klachten.Uitgerekend voor hun deur ligt het vol hondedrollen of kinderen kiezen net hun straat om er te voetballen. Vaak zien de mensen een politicus als een installateur of een wijkagent in colbertjasje, soms zelfs als een soort aanspreekbare bezem of bloembak die het buurtfeest komt opfleuren. Het ´tobbackiaanse´ model, zo u wil.

Natuurlijk kon je voor een Antwerps publiek met Antwerpse schepenen niet anders dan uitgaan van de concrete situatie in Antwerpen. Maar voor Charta was het toch de bedoeling dat, als er dan al verloederde tramhokjes of defecte straatlantaarns ter sprake zouden komen, dit hoogstens bij wijze van voorbeeld kon zijn.

Er is immers meer. Antwerpen is natuurlijk niet de navel van Vlaanderen, maar het stadsbestuur is daar zeker niet alledaags. Alle democratische partijen zitten er samen in het college. De oppositie bestaat er dus letterlijk uit één blok: hét Blok, tenminste als we eventjes geen rekening houden met die ene man van het inmiddels ter ziele gegane schertspartijtje wow. Het succes van het Blok in Antwerpen -één kiezer op drie- wordt ondermeer toegeschreven aan de slijtage van bijna zeventig jaar rooms-rood bestuur. Dat versleten bestuur werd dan ook -terecht of niet- beladen met ongeveer alles wat je ´de´ politiek kunt verwijten: gebrek aan visie, vriendjespolitiek, verspilling, bureaucratie, verstarring, machtsarrogantie, ja, zelfs corruptie. Welnu, toen ze van start ging, verkondigde de nieuwe coalitie dat zij het over een andere boeg zou gooien. Zij had immers wel een visie. Met deze meerderheid ging er een nieuwe wind waaien. Vanaf nu zou de burger aan zijn trekken komen. Daar wilde Charta het die avond over hebben. Op welke manier doet de nieuwe coalitie nu in Antwerpen aan politiek? Wat kun je daarmee doen in andere gemeenten, op andere niveaus?

En wat gebeurde er? Er gebeurde niets. Niet op het podium, noch in de zaal. Ook niet tussen het podium en de zaal, de fameuze interactie, weet u wel, de hoog geprezen dialoog tussen de burger en de politicus. Niets daarvan.

Nochtans werd die avond -en van bij het begin- een fundamentele vraag gesteld. Hoe ver gaat de macht van. wie aan politiek doet? Hoe erg wordt hij of zij tegengewerkt door economische en financiële lobby´s? Telkens toch hoor je politici klagen dat ze zo graag iets willen doen aan het openbaar vervoer, de bejaardenopvang, de gezondheidszorg, de verkrotting, de sociale huisvesting, het onderwijs enz. Maar telkens blijkt daar geen geld voor beschikbaar. Er staan duidelijk niet alleen wetten en praktische bezwaren in de weg. Er zijn ook de ongunstige machtsverhoudingen. De geldmuur, zei men vroeger.

De cruciale vraag dus. Ze werd die avond heel concreet gesteld: hoe komt het dat de Belgische staat, de gewesten en de gemeenschappen zich tientallen jaren een schuld van ettelijke duizenden miljarden kunnen permitteren, terwijl een stad als Antwerpen haar 35 miljard schuld in vijfjaar tot de laatste frank moet hebben afbetaald? Vergelijk dat met de beruchte Maastrichtnorm. Die staat België officieel een schuld toe van zomaar eventjes 5000 miljard. En eigenlijk is de werkelijkheid nog krasser. We slepen namelijk een schuld mee van over de 10.000 miljard en de E.u. is al tevreden als ´we´ beloven dat ergens tegen de helft van de volgende eeuw die schuld -in verhouding tot ons BBP, niet eens in frank uitgedrukt-gehalveerd zal zijn. Waarom kan zoiets niet voor een stad? Welke machten zijn daar aan het werk?

Als er meer geld moet gevonden worden om een serieus beleid te kunnen voeren, dan ligt daar de eerste taak van de politiek. Moet men daarvoor bepaalde machtsverhoudingen veranderen, het systeem forceren of muren slopen, dan hoort de politicus/a dat op zijn minst te proberen. De vorige coalitie maakte het zich wat dat betreft erg gemakkelijk. Ze liet de machtsverhoudingen ongemoeid, of beter gezegd, ze maakte er zelf deel van uit. Daarom was het trouwens ook mogelijk om geld uit te geven dat er niet was, de geldschieters waren immers gerust.

Maar nu blijken ook de nieuwe politici niet beter te weten. ´Je moet roeien met de riemen die je hebt´, klonk het die avond letterlijk. Twee schepenen gingen er prat op zelfs zonder riemen te kunnen roeien. ´Ook zonder geld is er nog altijd een hele boel mogelijk´-gevolgd door stichtende verhalen over één grote, moderne, maar goedkope serre die nogal wat efficiënter is dan de vier oude van voorheen, over de jeugdraad waar nu ook migranten aan mogen deelnemen; over diensten die beter werken met minder personeel, over buurtbewoners die zelf naar de bezem grijpen, over VFIK-gelden en Impulsfondsen. Altijd was de onderliggende maar niet te negeren boodschap: ´wij, politici, zitten nu eenmaal opgesloten binnen de muren van het systeem´. Het bekende verhaal dus. Je stapt in de politiek zoals in een partijtje klaverjassen. De regels zijn gegeven. De kaarten worden door anderen geschud.

Is de geldmuur neer te halen? De eerste vraag is of men dat wel probeert. Neem nu het ´geldgebrek´. Er zijn destijds lichtzinnig schulden gemaakt. Heeft ooit een politicus onderzocht wie toen van die uitgaven heeft geprofiteerd? Zijn er die zich afvragen wie vandaag de rente opstrijkt? Welke beleidspartij mobiliseerde al ooit degenen uit wiens portemonnee die renteuitbetalingen komen? Heeft men al eens actie gevoerd rond het verschil tussen wat oorspronkelijk werd geleend en de totale som van de aflossingen?

Op die Charta-avond bleek het probleem aan weerskanten van de tafel te bestaan. Maar noch de nieuwe Antwerpse politici, noch de bewuste burgers in de zaal beseften het.

Wat betreft twee politici is dat eigenlijk heel merkwaardig. Zowel Mieke Vogels als Patsy Sörensen steunen tenslotte toch op een stevige traditie van oppositie voeren. Beiden moeten ze in een vorig politiek leven toch hebben geconstateerd met welke vanzelfsprekenheid een politicus zich in de meerderheid koestert zodra hij er deel van uitmaakt. Aan het beleid participeren staat gelijk aan in een dwingend sys teem stappen. Nu ze zelf mee het beleid bepalen, lijkt het wel of ze de faculteit verloren hebben om dat in te zien. Plots reproduceren ze het gedrag dat we al jaren kennen van de ´oude´ politici: ze rechtvaardigen zich, zwaaien met lijvige technische dossiers. Ze spreken ook de taal van het systeem: al zoveel dossiers op hun werktafel van ´in´ naar ´uit´ versast. Hoe meer dossiers, hoe beter. Zeg nu nog dat ze niets doen. Fietspaden, groenvoorziening, emancipatieraden, samenlevingscontract. Prachtig toch allemaal! Inderdaad, maar netjes binnen door anderen getrokken marges.

Het is niet eens roeien met de riemen die je hebt, maar met degene die ze je geven, en ook nog stroomopwaarts. Jammer genoeg hoor je dat een politicus zelden luidop zeggen, laat staan aanklagen of zelfs maar betreuren. En een achterban mobiliseren zal wel vooroorlogse folklore zijn. Ooit hebben Hugo Schiltz, schepen van financiën en Marc Van Peel, fractieleider van Antwerpen 94, stoere taal laten horen over die schuldenlast. In Brussel wisten ze natuurlijk dat dit deel uitmaakte van het spel. Goed gebruld, muizen!

Maar ook de bewuste burger moet je met een vergrootglas zoeken. Wil de burger met de politicus communiceren, dan zal hij de taal van het systeem moeten spreken. Die hebben de burgers dan ook snel geleerd. Net zoals de politicus, heeft de burger van het systeem geleerd om te redeneren in termen van concrete dossiers. Alleen over zaken die ´haalbaar´ zijn, valt te praten: een losliggende tegel voor de deur of een ongelukkig geplaatste glascontainer.

Heeft Tobback dan toch gelijk? Als de burger hem op een zondagmorgen opbelt om een rijbewijs te versieren, dan kun je toch niet over een kloof tussen de burger en de politiek spreken. De waarheid is dat die burger de politicus neemt voor wat hij is : in het beste geval een technicien, in het slechtste een foefelaar. Politiek is voor hen, naast straten vegen en treinen op tijd doen rijden, zaakjes arrangeren. Tussen de burger en de politicus bestaat er inderdaad geen kloof Er gaapt er een tussen de burger en de politicus enerzijds, en de politiek anderzijds.

Top

De constructie van het autoritair populisme

Eric Goeman
(Initiatiefnemer Demokratie 2000)

Na ´zwarte zondag´ van 24 november 1991 dachten ver schillende gefragmentariseerde splinters van de dan reeds verslagen ´linkerzijde´ aan een herbundeling van de linkse en progressieve krachten via een heropflakkering van kollektieve strijd- en organisatievormen. Met in het achterhoofd de grote manifestatiekracht van de vredesbewegingen van begin jaren tachtig (het einde der tijden was nabij) werden hoge verwachtingen gesteld in de ´paniekreacties´ (het einde van de democratie was nabij) die zouden leiden tot een anti-fascistische en of anti-racistische beweging.

De heersende onvrede die haar oorsprong vindt, niet alleen in de sociale uitbuitingsverhoudingen, maar ook in het sociaal-economische herstructureringsproces van het historisch wereldkapitalisme, werd door de politieke elite omgebogen tot een liefdesverklaring aan het primaat van de ´liberale democratie´ en dus aan het primaat van de ´partijpolitiek´ en de ´representatieve democratie´.

De regie van het spektakel werd professioneel en perfect gevoerd, want de eindmontage werd duidelijk vastgesteld: hoe restaureren we het geloof in de partijpolitieke democratie, gecombineerd met een totale onderwerping aan de globalisering van de vrije markt via ´postmoderne tolerantie´ (hetgeen moet leiden tot klassecollaboratie, verwerping van elk utopisch denken en anti-kapitalistisch verzet als ´wereldvreemd´ en disciplinering van elke marginaliteit.)

Verschillende shots volgden elkaar op:

  1. Elk protest en verzet tegen de heersende klasse werd omgevormd tot ´anti-politiek´: wie niet met ons is, is tegen ons! Je moest kamp kiezen voor de heersende politieke klasse: natuurlijk zit er af en toe eens een rot appeltje tussen, maar de meerderheid van de politici doen serieus hun werk en dienen het algemeen belang.
  2. De mythe over ´de kloof tussen burger en politiek´ werd het nieuwe zwaard van Damocles: het was echter nooit de bedoeling om die kloof (die er godzijdank bestaat tussen regeerders en geregeerden, verkozenen en kiezers, controleurs en gecontroleerden) te dichten via de verhoging van de directe participatiedemocratie, maar om duidelijk te laten voelen dat mits het inleveren van elk verzet en kritisch denken de huidige verkozenen het best geplaatst zijn om ons te vertegenwoordigen. De kloof betekende voor de heersende klasse slechts dat een groot gedeelte van de burgers van hun geloof was gevallen in hun parlementaire vertegenwoordigers. Het vertrouwen in de parlementaire democratie moest hersteld worden door opnieuw voor dezelfden te stemmen en niet zomaar op ´protestpartijen´ die toch niks konden oplossen omdat ze toch niet zouden aanvaard worden in het ´spel van de macht´.
  3. De idealisering en romantisering van de multiculturele samenleving: een a-politieke beweging die voorbijgaat aan de klassetegenstellingen en uitbuitingsverhoudingen en het feit dat leven in de grote steden voor de onderklassen en delen van de arbeidersklasse een meedogenloze oorlog betekent om de verdeling van schaarse goederen: woningen en jobs. Een oorlog om zekerheid, welvaart en toekomst.
    In die oorlog worden het ´eigen volk´ en ´de migranten´ tegen elkaar in het strijdperk gejaagd zodat de roep om een ´autoritair populisme´ steeds luider weerklinkt en de politieke elite aan de restauratie kan beginnen. De hogere en middenklassen zijn de romantische multiculturaliteit reeds lang ontvlucht aan de groene randen van de steden, terwijl de onderste klassen er met de neus worden ingedrukt zonder culturele en sociale middelen. Het gevolg: een beweging zonder sociale identiteit die vlug haar vleugels verliest en de ´satanisering van de Islam´: zoals indertijd de enige goede indiaan een dode indiaan was, is nu de enige getolereerde migrant een aangepaste migrant (sociaal geïntegreerd maar politiek monddood). Het knooppunt van de aanpassing wordt het gesubsidieerde integratie-centrum. Wie niet in het rijtje past, wordt uitgesloten van de romantische liefde van de progressiviteit: de asielzoekers, illegalen, vluchtelingen uit ´veilige´ landen. Zo kan Tobback zonder enige tegenstand het salon sluiten.
  4. De ´satanisering´ van het Vlaams Blok: de ideologische satanisering van extreemrechts gekoppeld aan de vorige bedenkingen was nodig om het Vlaams Blok te isoleren als een soort kankergezwel, vreemd aan de democratie, waardoor de heersende sociale verhoudingen, waarvan zowel de opmars van extreem-rechts en de desintegratie van de linkerzijde aspecten zijn, konden geconsolideerd worden.
    Als één partij satan is, dan worden alle anderen misschien nog geen goden, maar alleszins het steunen waard. Wie nu nog strijdt tegen de CVP of de SP verschaft voedsel aan satan. Het Vlaams Blok wordt na vier zwarte zondagen op sterk water gezet (Louis Tobback: ´ze zullen blijven hangen op die 12 a 13 % en we zullen daar leren mee leven´) en kan telkens boven water worden gehaald tijdens crisisperiodes. Kritiek op Delcroix? Op Wathelet? Op Coëme? Op Willy Claes? Je moet niet overdrijven want de democratie functioneert en alleen het Vlaams Blok spint daar garen bij.

Het gevolg is dat er vier jaar na de eerste zwarte zondag geen ´beweging´ meer is. Het anti-fascisme en het anti-racisme zijn dood en begraven. Het Vlaams Blok is aanvaard als deel van de politieke familie. De depolitisering is totaal en het ontbreekt aan elke vorm van maatschappelijk debat, er is alleen wrevel en onvrede bij de enen, cynisme en escapisme bij anderen. De werkloosheid wordt aanvaard als stabiel gegeven, Maastricht is de enige norm en een politica zoals Marijke Van Hemeldonck bevuilt slechts het nest in dienst van satan.

De heersende klasseverhoudingen zijn gestabiliseerd onder het waakzame oog van een onderworpen sociaal-democratie, terwijl intussen de reconstructie van Nieuw-rechts verdergaat (hetgeen Tobback wel begrepen heeft!). Op die manier levert het immobilisme van de politieke elites ons uit aan de projectontwikkelaars van een autorair populisme dat de sociaal-economische dualisering van de samenleving zal legitimeren.

En dan komt ineens als een duiveltje uit een doosje: het plan De Batselier-Coppieters. Tegenover de Rechtse Alliantie moet er een Linkse Alliantie gevormd worden. Een front van SP, Agalev en Volksunie, liefst met ABVV en ACV. Het economische primaat: de vrije markt heeft gewonnen, maar moet sociaal gecorrigeerd worden. Het politieke primaat: de parlementaire democratie is de beste vorm, maar moet sociaal corrigeren.

Een front van bovenaf. Een front gedomineerd door politici die op dit ogenblik de heersende non-democratie in stand houden.In samenspraak met een aantal uitverkoren academici en vertegenwoordigers van sociale bewegingen. Het front van de keurigen en de aangepasten. Het front van de partijpolitieke restauratie. Het spook van Tony Blair waait door Europa.

Niks basisbeweging. Niks vanonderuit. Niks basisdemocratie. Niks verzet. Niks strijd. Zoals Jan Pronk het reeds zei: ´Sociaal-democraten en links-liberalen moeten elkaar vinden in één grote nieuwe progressieve beweging. Wat is vandaag nog ´links´? En´rechts´? Inderdaad, dames en heren. Inderdaad.

Democratie 2000
Olifantstraat 48
9000 Gent
Tel. 09/224.15.20.

Top