Vlaanderen, wat we zelf doen, doen we beter niet
Een discussietekst

Paula Burghgraeve
Eric Corijn
Paul Verbraeken

Gent-Brussel-Antwerpen
November 2000

Download

Alweer veroorzaakt een verkiezingsoverwinning van het Vlaams Blok ontreddering of moedeloosheid. Velen hadden gehoopt dat het tij ditmaal zou keren. IJdele hoop. Extreem rechts rukt verder op in Antwerpen. Ook in andere gemeenten waar het Blok al sterk stond vergroot het zijn aanhang. Waar het zwak was, wordt het sterker. En waar die partij voor het eerst opkomt, haalt ze vaak rond de tien percent. Alleen in Vilvoorde, waar de heer Dehaene zijn volle gewicht in de schaal heeft geworpen, verliest het Blok. Met 0,1 percent. O ja, en ook in Liedekerke. Met 0,9 percent zelfs. Vergissen we ons als we stellen dat deze twee uitzonderingen de regel bevestigen? Neen. De theorie van het zogenaamde sociologisch plafond gaat niet op.

De eerste reacties op deze uitslagen stemmen ons niet optimistisch. Er zijn er die de uitslag in Borgerhout, Berchem en de Antwerpse binnenstad "hoopvol" vinden. In weerwil van alles zien ze er tekenen van kentering in. Uit de commentaren stijgt een "politiekerig" toontje op. Gekoppeld aan een vleugje diepzeepsychologie leidt dat tot verzuchtingen in de trand van "Er is nood aan sterke vaderfiguren". En dus moet Patrick Jansens burgemeester van Antwerpen worden. Ook blijkt de tijd van de melige metaforen te zijn aangebroken: de "zuurtegraad" van de samenleving ligt te hoog. Alsof politiek een chemisch proces was. Wil de beste alchimist nu opstaan?

Een aantal discussiethema's die al eerder oplaaiden staan opnieuw op de agenda. Zo had men het nog maar eens over de afschaffing van de stemplicht of het nut van het Cordon Sanitaire. En natuurlijk moeten we ons weer eens dringend verdiepen in een aantal agendapunten van het Blok: veiligheid, meer repressie, de nul-overlast of de fameuze zero tolerance. Alweer hoor je de politici verkondigen dat "er eindelijk meer naar de mensen moet worden geluisterd". Hebben we dat ook al eens niet gehoord in 1991, in 1994 en in 1995?

Het Cordon Sanitaire is een goede zaak

Eerst nog maar eens het punt van het Cordon Sanitaire verduidelijken. Tenslotte lag Charta 91 mee aan de basis van dat principe. Vandaag wordt er alweer massaal getwijfeld aan het nut van dat cordon. Het zou niet werken. Alsof stemmenwinst van het Blok daar het bewijs van zou zijn en het opgeven van het cordon alles zou oplossen. Eigenlijk is de term Cordon Sanitaire misleidend. Het gaat niet om een schutskring tegen varkenspest. Het is er ook geen medicijn voor. Nog minder is het een toverformule om het Blok te stoppen. Het Cordon is niets meer dan een politiek engagement vanwege de democratische politici om geen politieke zaken te doen en om geen coalities aan te gaan met het Vlaams Blok. Dat is het wat de democratische partijen hebben ondertekend. Ze deden dat omdat ze ervan overtuigd zijn dat met het Blok samenwerken een stap te ver is om de eenvoudige reden dat je met een anti-democratische en racistische partij niet samenwerkt. Welnu, dat engagement houdt nog altijd stand. Precies daardoor is het Blok nergens aan de macht gekomen. Het Cordon Sanitaire heeft dus wel degelijk gewerkt. Allen moet je de term in zijn juiste betekenis gebruiken: het Blok van de macht weghouden. Niets meer, maar ook niets minder.

Natuurlijk zijn er die er iets anders mee bedoelen. Bijvoorbeeld het Blok in de media "doodzwijgen" of "niet naar zijn kiezers luisteren" of nog "niet deelnemen aan debatten met het Blok". Wie het zo ziet, doet maar. Maar in geen geval is dat nooit het voorwerp geweest van een gemeenschappelijke ondertekende verklaring. Uiteraard kun je daar van mening over verschillen. Er zijn er die met De Winter in debat gaan terwijl anderen dat pertinent weigeren. Zo heb je er ook die een zero tolerance beleid geschikt vinden, daar waar anderen er van gruwen. Hoe dan ook, het zijn zaken die niets te maken hebben met het Cordon Sanitaire.
Wie het Cordon Sanitaire dus nutteloos vindt oordeelt in feite dat er met het Blok wel samen aan politiek kan worden gedaan, dat er wel bestuursakkoorden mee kunnen worden afgesloten, dat je er wel mee in een politieke meerderheid kunt stappen. Over het Cordon discussiëren betekent dat soort van vragen opwerpen. Het debat moet dus in duidelijke termen worden gevoerd.

Sommige politici dachten tijdens de verkiezingscampagne een slimme zet te doen. Ze verklaarden dat een stem voor het Blok nutteloos was want het Cordon Sanitaire zorgde er voor dat de Blok-verkozenen niet aan het beleid konden deelnemen. Dat was een dubbele vergissing. Ten eerste bogen ze op die manier een principiële verklaring om tot een tactisch electoraal argument. Ten tweede drongen ze daardoor hun verengde visie op politiek aan de mensen op. Politiek betekent immers niet noodzakelijk deelnemen aan de macht. Bovendien kunnen mensen best ook systematisch willen tegenstemmen, veeleer dan blanco te stemmen of gewoon thuis te blijven. Ze geven daarmee "een signaal" zoals dat achteraf dan heet. In die zin kun je moeilijk beweren dat bewuste Vlaams Blok stemmers "onnuttig" stemmen.

Dat er zoveel onduidelijk heerst over de inhoud van het Cordon Sanitaire, ook bij de politici zelf, stemt tot nadenken. Om maar te zeggen dat het debat met het uiterst rechtse gedachtegoed onverminderd voort moet worden gezet. In deze bijdrage komt dit verder niet meer aan bod. Dat neemt niet weg dat volgehouden voorlichtingsacties over die kwestie absoluut noodzakelijk blijven.

Eindelijk eens ten gronde discussiëren

Wij maken ons zorgen. Al te dikwijls hebben de coalitiegesprekken als leidraad het koppel veiligheid-mobiliteit. Niet toevallig gebeurt dat precies in die gemeenten waar het Blok sterk heeft gescoord. Deze securitaire en technocratische keuze biedt geen alternatief voor een dynamisch stedelijk project. Bovendien sluit ze eens te meer aan bij het agenda van het Blok. Tenslotte versterkt ze de rechtse reflexen in de samenleving.

Met merkbare trots verklaarde Freddy Willockx op 29 oktober in de Zevende Dag dat hij en Louis Tobback twee jaar geleden mee aan de basis lagen van het nul-tolerantiebeleid in Lokeren. Mechelen krijgt een schepen voor veiligheid. Sint-Niklaas ook. Antwerpen wil een "kernkabinet voor veiligheid" installeren. Er zullen ook straatcamera's komen, "maar niet zoals in Big Brother" grapte mevrouw Detiège voor de Antwerpse lokale televisie. De samenstelling van de coalities heeft blijkbaar geen invloed op die benadering. Heeft men misschien in een opwelling van "scherpzinnigheid" het thema van de mobiliteit verbonden aan dat van de veiligheid? Zo kunnen sommigen het thema misschien voor hun achterban verteerbaar maken. In feite worden we aldus vooral mobiel in de richting van de Blokstandpunten.

Toen we in 1991 onze oproep lanceerden gingen we uit van de stelling dat het succes van uiterst rechts een symptoom was van een diepe maatschappelijke malaise. Elke strategie om uiterst rechts terug te dringen moet steunen op een grondige analyse van de oorzaken van haar succes.

Zulke analyse is niet eenvoudig. Ze bestaat uit verschillende niveaus die op elkaar inwerken. Ook moet men rekening houden met het tijdsverloop: het Blok is intussen toch al jaren bezig. Voorts moeten opiniepeilingen en exit polls met uiterste zorgvuldigheid en de nodige reserve gehanteerd worden. Natuurlijk kunnen die waardevolle informatie opleveren, maar die wordt vervormd en beperkt door de wijze waarop de vragen worden geformuleerd en omdat mensen ze niet oprecht beantwoorden of weigeren ze te beantwoorden. Vaak ook gebruiken academici of politici opiniepeilingen om er alleen maar tactische conclusies uit te trekken.

Met metaforen kun je een communicatieveld creëren. Dat is een denkbeeldige ruimte waarop iedereen een positie kan innemen. Op zich kan dat vruchtbaar zijn. Zoiets wordt echter al snel hinderlijk als iedereen zich vervolgens blijvend in zijn hoekje nestelt en tot de orde van de dag overgaat. Een politiek debat rond flitsende oneliners vervangt geen systematische analyse. Ze biedt evenmin een basis om een strategie op te bouwen.

Bovendien is het een illusie dat er een eensluidende "democratische" wetenschappelijke analyse kan worden gemaakt. Er bestaat geen neutrale plek van waaruit de wetenschap haar licht kan doen schijnen. Voldoende gegevens verzamelen verandert daar niets aan. Ook niet het beste hersenwerk. We moeten goed beseffen dat ook onze eigen positie in de politieke arena de inzet vormt van ons onderzoek en denken. In die politieke arena woedt een materiële en symbolische strijd en als de wetenschappers gaan nadenken over hun eigen positie in of rond die arena, leidt dat niet tot objectiviteit. In het beste geval verwerven ze daardoor een zeker inzicht in hun eigen politieke positie. Alle deelnemers aan het publieke debat, dus ook de wetenschappelijke onderzoekers, hebben als uitgangspunt hun eigen gekleurde achtergrond, die ze dan ook mee incalculeren. Uitspraken over verkiezingsuitslagen zijn dus altijd interpretaties. Zeker, ze houden rekening met de "feiten", maar tegelijkertijd zijn ze gebaseerd op uitgangspunten en opvattingen met betrekking tot de "normale politiek". Met andere woorden, het zijn stellingnamen.

Daarbij mag niet vergeten worden dat het Vlaams Blok, als voorwerp van onderzoek, inderdaad een partij als een andere is. Het is geen verschijnsel "dat zich buiten de samenleving plaatst" zoals de heer De Gucht zich onlangs in een onbewaakt ogenblik liet ontvallen. Het Vlaams Blok is een extreme politieke uitdrukking van de politieke, economische, sociale en culturele tegenstellingen binnen onze samenleving zoals die gedurende de geschiedenis gegroeid zijn. Zolang het Vlaams Blok dergelijke scores behaalt en op die manier de politieke agenda beïnvloedt, drukt het zijn stempel op de hele Vlaamse samenleving.

De stelselmatige opgang van uiterst-rechts is een Vlaams probleem. Daarover blijken alle waarnemers het eens. De uitslag van de verkiezingen laat geen andere interpretatie toe. In Wallonië en zeker in Brussel is extreem-rechts nauwelijks nog aanwezig. Dat zegt misschien wel niets over de toekomst. Toch liggen de kaarten er veel beter. Evenmin zegt dat iets over andere landen in Europa. We kunnen niet blind zijn voor de extreem-rechtse tendensen die daar de kop op steken, in het ene land al meer dan in het andere. Sinds meer dan honderd jaar is uiterst-rechts in een of andere vorm op het politieke toneel aanwezig of is het dat geweest, te beginnen in Frankrijk. Ongetwijfeld bestaat er een latente voedingsbodem voor extreem- rechtse partijen en er zullen altijd wel mensen zijn die ermee sympathiseren. Wat echter moet worden verklaard is waarom uiterst-rechts in een aantal landen niet tot een massapartij is uitgegroeid. Waarom slaat het Blok in Vlaanderen wél aan? En waarom is uiterst-rechts nagenoeg onbestaande in Wallonië en Brussel? Welke elementen hebben met andere woorden in amper twintig jaar geleid tot die grondige herverkaveling van hetVlaamse politieke landschap?

Om te beginnen moeten we vaststellen dat er nauwelijks empirisch onderzoek is gedaan naar de economische, sociale, politieke en culturele achtergronden van de groei van het Blok. Wel bestaan er gegevens over de stemverschuivingen. Je kunt dus eindeloos speculeren over de reden waarom een SP-er nu voor het Blok stemt of waarom een VLD-er overloopt. Voorts bestaat er onderzoek over de "waarden" die mensen erop nahouden. Je kunt dus een verband zoeken tussen bijvoorbeeld "etnocentrisme" en stemmen voor het Blok. Veelal echter loopt dat uit op een tautologie: men stemt voor het blok omdat men het eens is met de waarde "eigen volk eerst". Nogal wat van die overlopers zijn gekend, om niet te zeggen bekend. Je kunt dus proberen te begrijpen waarom bepaalde lieden zoals Anke Vandermeersch of professor Lamine Blokkers worden. Daarmee weet je nog altijd niet waarvan het precies afhangt dat mensen voor het Blok of voor een andere partij stemmen.

Aan de kwaliteit van het politieke personeel van het Blok ligt het volgens ons niet. Die staat zeker niet in verhouding tot de uitstraling en de inplanting van die partij. Vanzelfsprekend kennen Filip De Winter, Gerolf Annemans, Alexandra Coolen en nog een paar anderen het klappen van de zweep. Maar doorgaans is middelmatigheid en tot treurigheid stemmende zwakte troef. Het Vlaams Blok heeft geen "betere militanten" dan andere partijen. Misschien echter doet het Blok aan "goede communicatie"? Ook dat moeten we relativeren. Informatie uit veel gemeenten leert dat het Blok er "slapend (soms letterlijk) rijk" wordt, ook wanneer het plaatselijke gemeentebestuur het er niet slecht van af heeft gebracht. In Mechelen dan weer leek de plaatselijke Blokfractie eerder op een sterk bevuild duivenhok dan op een gedisciplineerde falanx, maar de partij ging er toch maar weer sterk vooruit. In sommige gemeenten - in Schoten bijvoorbeeld - schrikt het Blok zelfs van zijn eigen succes.

Zoveel succes kan niet worden verklaard door enkele randverschijnselen. Niet dus door de bijzondere eigenschappen van die partij en ook niet door wat irritaties die nu eenmaal in elke complexe samenleving voorkomen ten gevolge van zaken zoals hondenpoep, fietsdiefstallen of autofiles. We moeten op zoek naar de ondergrond. Wat zijn de lange termijntendensen? Onder welke brede maatschappelijke voorwaarden gedijt het Vlaams Blok? Die vraag beantwoorden verschaft ons niet alleen de sleutel van het succes van het Blok, maar verklaart tevens waarom het weerwerk heeft gefaald. Beiden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is dat verband dat we in de discussie centraal moeten stellen.

De vraag wordt dan: "hoe moet de democratische politiek zelf veranderen om succesvol weerwerk te bieden aan extreem-rechts?" We willen hierna een aantal elementen van analyse aanreiken. Ze wijzen op een context waarin het Blok zich als een vis in het water beweegt. Inderdaad, misschien is het Blok in Vlaanderen helemaal geen vreemd lichaam. Misschien is het gewoon het onvermijdelijke product van de samenleving die men hier aan het opbouwen is.

De Vlaamse "eigenheid"

Wat vandaag Vlaanderen heet kende een opeenvolging van vreemde overheersingen en een langdurige "interne culturele kolonisatie" door zijn eigen burgerij en hoge kleinburgerij, die allebei Franstalig waren. Dat heeft in feite geduurd tot een eind na de Tweede Wereldoorlog. Op enkele industrieel-mercantiele eilanden na, bleef Vlaanderen tot het begin van de jaren zestig hoofdzakelijk een agrarische samenleving. Die landbouwgemeenschap steunde op een dominante paternalistische katholieke cultuur die haar elite zelf vormde in een stevig uitgebouwd onderwijsnet, van de lagere (dorps)school, via de colleges, het Klein Seminarie tot de Katholieke Universiteit van Leuven. Die elite werd succesvol ingezet opdat die paternalistische katholieke cultuur haar overheersende positie, onder meer in de politiek en het culturele leven, kon behouden.

Dat alles heeft tientallen jaren lang het economisch particularisme, typisch voor een agrarische samenleving, in de hand gewerkt. Al in de jaren dertig vonden autoritaire ideologieën - VNV en Verdinaso bijvoorbeeld - hier een vruchtbare voedingsbodem.

De industrialisering van na de Tweede Wereldoorlog heeft in Vlaanderen een heel eigen karakter aangenomen. Ze vertoonde een combinatie van drie elementen: buitenlandse investeringen, "Belgische" kapitaalsinvesteringen - lange tijd uitgebeeld door de Société Générale waarin geen Vlaamse bestuurders zaten - en de primitieve accumulatie van kapitaal door een Vlaamse burgerij met de West-Vlaamse tapijtfabrikanten als bekendste voorbeeld. Die burgerij kreeg aldus voor het eerst vertegenwoordigers met een Vlaamse culturele achtergrond. Ze richtten vooral kleine en middelgrote bedrijven op, die van in het begin sterk onder druk stonden van een economie die zich aan een hoog tempo aan het internationaliseren was, wat gepaard ging met buitenlandse concurrentie en een sterke overnamedrift.

Vanaf dan spant die culturele elite zich in om haar stijgende maar uiterst ongelijk verdeelde welvaart cultureel, politiek en ideologisch te verzilveren. Dat uit zich in een heel specifiek mercantiel en cultureel nationalisme en het wordt verwoord in een nogal verkrampte en vage ideologie met revanchistische ondertoon. Typisch hiervoor is de slogan "Wat we zelf doen, doen we beter" en het gezeur over de "Vlaamse geldstromen" naar Wallonië. Het is niet verwonderlijk dat Vlaanderen zich in vergelijkend waardeonderzoek opwerpt als een meer racistische, angstige, van het vreemde afgesloten, arbeidzame samenleving. Ondanks alle mooie woorden over waarden en normen staan in een dergelijk beeld de arbeidsmoraal en het geldgewin vooraan en voeren anti-intellectualisme en populisme er de boventoon.

Die mentaliteit leverde de basis voor het officiële nationalisme dat de staatshervorming moest dragen. Ze vormde de achtergrond voor een snel veranderende samenleving, waarin de landbouw zich moest industrialiseren wou hij niet volledig verdwijnen, waarin het platteland en de dorpen ongemerkt één grote voorstad werden en overgingen in kleine slaperige steden die niet beseften dat ze een grondige transformatie ondergingen. Zo construeerde men een "Vlaamse eigenheid" die onbeschaamd haar kleinsteedse afkeer van de grote stad als sterk punt uitriep. Men verwierp "Brussel" als machtscentrum wat gepaard ging met de afwijzing van het kosmopolitisme, de meertaligheid, de "buitenlandse" invloeden, de stadscultuur, enzovoort. Jarenlang kenmerkte de Vlaamse regering zich door een houterige stadhuistaal en door een gebrek aan enthousiasmerende visie.

Daarbovenop entte zich vanaf het eind van de jaren zeventig een sterk individualistisch, steeds dominanter wordend neoliberaal discours. Concreet uitte zich dat in een frontale aanval op de verzorgingsstaat en de overheidsinterventie. De huidige premier was gedurende meer dan vijftien jaar het boegbeeld van die stroming. "Niet u maar de Staat leeft boven zijn stand" was de sloganeske vertaling van een programma dat verregaande privatisering op allerlei maatschappelijke terreinen voorstond. Hierbij moesten brede lagen van de bevolking "de markt" als een nieuw Gouden Kalf binnenhalen. "Op de spontane markt bestaan alleen aanbieders en liefhebbers, niemand is ergens toe gedwongen. Op de markt is geen plaats voor macht, alleen voor dagelijkse verkiezingen. In een moderne samenleving is dat niet eens een slechte moraal." (Eerste Burgermanifest). Zo heeft Verhofstadt het egoïsme van de nieuwe middenklasse, die zich de nieuwe expressieve consumptiecultuur en de nieuwe competitieve arbeidsmoraal had eigen gemaakt, tot morele standaard verheven. Zo werd de sociale uitsluiting herleid tot een probleem van gebrekkige aangepastheid.

De andere liberale kreet, "De kloof tussen burger en politiek", verwoordde niet alleen enkele formalistische politieke voorstellen zoals het afschaffen van de stemplicht en van de Senaat of het invoeren van een bindend referendum. In essentie roept hij eveneens op voor een verregaande privatisering van het maatschappelijk leven: "De burger zou de mogelijkheid moeten krijgen vitale kwesties zoals het onderwijs voor zijn kinderen, zijn oude dag of zijn gezondheid, te vrijwaren zonder tussenkomst van de staat en de politiek." (Eerste Burgermanifest)

De neoliberale doorbraak viel samen met de langdurige vertraging van de economische groei. Onder de aanhoudende ideologische druk en de gigantische Belgische schuldenlast koos de overheid gedurende bijna twintig jaar voor een geleidelijk opgevoerd bezuinigingsbeleid. Andere oplossingen voor het terugdringen van de overheidsschuld en het halen van de (merkwaardige) Maastrichtnormen werden, gezien de gegeven krachtsverhoudingen, als onhaalbaar van de hand gewezen. Zo werden bijvoorbeeld de voorstellen tot een substantiële belasting op de hoogste vermogens geridiculiseerd en gemarginaliseerd, met actieve medewerking van de meeste journalisten. Loonmatiging en bezuinigingen werden ideologisch goedgepraat door te wijzen op "de noodzaak de concurrentiecapaciteit te vrijwaren" en door de "druk van Europa" voor te stellen als onontkoombaar. Dergelijk beleid veroorzaakte (over de gemeenschappen heen) de erosie van de verzorgingsstaat. Tegen hen die onder deze maatregelen leden werd eerst gezegd dat "het einde van de tunnel in zicht" was en nadien "dat men van de politiek niet alles mag verwachten". De verschillende accenten en nuances van het discours klonterden samen tot een beeld waarin de politieke verantwoordelijkheid van de individuele politici ideologisch werden geminimaliseerd, terwijl de individuele verantwoordelijkheid voor de eigen levensomstandigheden van ieder van ons geleidelijk zwaarder gingen wegen. Op die manier heeft de overheid zelf haar eigen positie helpen ondermijnen. De politici zelf hebben benadrukt dat ze maar weinig op het beleid konden wegen.

Steeds meer mensen hebben die boodschap in zich opgenomen. Mede door de talrijke politieke blunders, beïnvloed door de media die een onverbiddelijke concurrentiestrijd met elkaar voerden, aangespoord door een veiligheidsbeleid en een gerecht die nauwelijks aan de eisen van een modern grootstedelijk gewest voldoen, geraken veel mensen er stilaan van overtuigd dat ze terecht zijn gekomen in een wereld van vrijbuiters. Zoiets leidt tot de paradox dat zowel het onveiligheidsgevoel toeneemt als de indruk dat men straffeloos de wet mag overtreden.

In zijn Veiligheids- en Detentieplan heeft minister Verwilghen een poging ondernomen om enige "materialistische" duiding van de criminaliteit te verschaffen. Alleen heeft hij het slechts in verband met welbepaalde vormen van criminaliteit over de maatschappelijke achtergronden ervan. "Preventie moet als prioritair beschouwd worden op bijzondere gebieden zoals delinquentie bij jongeren die zich buiten de maatschappij geplaatst hebben en misdrijven met geweld. De oorzaak hiervan is vaak terug te vinden in de veranderingen die in verband staan met de economische crisis die gedurende meer dan 20 jaar het model van de welvaartstaat verstoord heeft." En die vormen van criminaliteit worden geduid tegen een bijna Dickensiaanse achtergrond: "De werkloosheid heeft laaggeschoolde jongeren zwaar getroffen. Ze zijn in een spiraal van uitsluiting terecht gekomen die hun elke hoop op een betere wereld ontneemt. De economische crisis heeft de burgers in een situatie van maatschappelijke uitsluiting geplaatst die op haar beurt een gevoel van verworpenheid, agressiviteit en gewelddadigheid schept. Geconfronteerd met de sociale breuk, met het permanente risico van een sociale explosie, met mechanismen die elke dag een beetje meer uitsluiting veroorzaken, hebben de verschillende Regeringen van dit land besloten ambitieuze programma's tegen de onzekerheid en armoede op touw te zetten."

Wanneer het echter fenomenen betreft zoals corruptie, fiscale misdrijven, witwaspraktijken, enzovoort, dan stapt Verwilghen plots niet in die redenering, voor zover die al zou opgaan in haar mechanische rechtlijnigheid. In haar recent verschenen boek verwoordt de Franse onderzoeksrechter Eva Joly het als volgt: "De mannen en vrouwen die corruptie of financiële manipulaties bedrijven, zijn geen sociale slachtoffers; zelden zijn het mishandelde kinderen of komen ze uit gezinnen van alcoholici. Integendeel, hun traject weerspiegelt een overaangepastheid en een opmerkelijke sociale vaardigheid. Onze strafrechtelijke redenering wordt belachelijk wanneer ze wordt toegepast op bankdirecteurs of bedrijfsleiders die een omzetcijfer van vele miljarden realiseren." Over de maatschappelijke fundering van die vormen van "witteboordencriminaliteit" rept het Veiligheidsplan met geen woord. Een interessante blinde vlek.

Die blinde vlek valt ook op als we kijken naar de bedroevende omstandigheden waarin de betrokken gerechtsdiensten dienen te werken. Kamiel Liessens, raadsheer bij de kamer van inbeschuldigingstelling, verklaarde enkele maanden geleden: "De financiële sectie loopt leeg. De dossiers stapelen zich op. En dat zijn er veel zwaardere dan in mijn tijd. Op vijf miljard na kan je onmogelijk zeggen wat daar op verwerking wacht. Zoals de zaak er nu uitziet, zijn er heel wat dossiers op weg naar verjaring. De geschiedenis herhaalt zich: eerst werd de BBI gekortwiekt, nu maken we de ontvolking van de financiële sectie op de parketten mee. Witteboordencriminaliteit is duidelijk geen prioriteit van het beleid."
De afgelopen weken kwam niet alleen de KBLux en haar moederhuis de KBC opnieuw in het nieuws, maar ook Argenta en Dexia worden nu door de gerechtelijke diensten op de rooster gelegd. Naar aanleiding van die uitdijende olievlek schreef een commentator in de Financieel Economische Tijd van 11 oktober: "Het feit dat financiële dienstverleners hun cliënten helpen bij fiscale fraude, al dan niet op initiatief van die instellingen zelf, is bekend bij de wetgever, de toezichthouders en de burgers van dit land. Ook de gebruikte technieken zijn een publiek geheim. De onwetendheid die over dit gegeven wordt voorgewend, is hypocriet. Ook al krijgt fiscale fraude nu en dan een gerechtelijk staartje, publiek en autoriteiten beschouwen de fraude bijna als een sport, waarbij nu de ene, dan weer de andere partij wint. Deze permissieve houding is evenwel niet alleen ethisch verkeerd, zij is ook gevaarlijk. Instellingen die betrapt en veroordeeld worden op bijzondere mechanismen van belastingontduiking, kunnen hun banklicentie verliezen en de positie van hun toplui wordt minstens erg problematisch. Alleen al vanuit oogpunt van stabiliteit van het financiële systeem moet fiscale fraude eindelijk ernstig worden genomen."

Laten we eindelijk eens ophouden met dat gesjoemel een "sport" te noemen, er zijn in de sport al misbruiken genoeg om er nog een aan toe te voegen. Als men in de huidige tijdsgeest ertoe besluit om belastingontduiking en witwasserij aan te pakken "vanuit het oogpunt van de stabiliteit van het financiële systeem", voor ons niet gelaten, maar dat men het dan ook doet.

De specifieke geschiedenis van het Blok

De combinatie van materiële, ideologische en culturele factoren vormt de context waarin extreem-rechts zich heeft ontwikkeld. Maar die ontwikkeling heeft haar eigen geschiedenis. De doorbraak van het Vlaams Blok als electorale massapartij is niet gebeurd in Liedekerke en ook niet in Mechelen en Gent. De legitimering van die politieke partij is gegroeid in Antwerpen. Men kan de uitzaaiing ervan heel concreet volgen aan de hand van de verschillende verkiezingsuitslagen sinds het midden van de jaren tachtig. Het is als een steen in de kikkerpoel die een concentrische rimpeling verwekt.

Ja, maar waarom juist in Antwerpen? Het thema waarmee de doorbraak gebeurde is dat van de "vreemdelingen". Eerst ging het over Marokkanen en Turken, later kwamen er de "zwarten" en de Oost-Europenanen bij. En bij uitbreiding wordt "de vreemdeling" ook de Waal die het Vlaamse geld opsoupeert, de holebi's met hun tegennatuurlijk gedrag, de "linksen", waarbij voor de gelegenheid Agalev nog even vlug tot linkse partij wordt gebombardeerd.

Wezenlijk verschilt het Vlaams Blokprogramma niet echt van dat van alle andere extreem-rechtse formaties in Europa. Het vermeldt net zogoed extreme vreemdelingenhaat met racistische ingrediënten, extreem nationalisme, een securitaire fobie, rudimentaire economische opvattingen, die elkaar daarbij onderling ook nog tegenspreken, een algemeen famille, patrie, travail-discours. In een stedelijke context wordt dat programma samengebald tot wat we de vier V's kunnen noemen: vreemdelingen, veiligheid, vuiligheid en verloedering. VLD-overloopster Anke Vandermeersch verwoordt het in een verkiezingsbrochure van het Blok als volgt: "Corruptie en gesjoemel hebben de Antwerpenaren het vertrouwen in het stadsbestuur doen verliezen. Steeds meer vuiligheid, steeds meer vreemdelingen en steeds meer criminaliteit bevorderen de stadsvlucht en maken de Antwerpse wijken onleefbaar." Daar komt voor algemeen gebruik nog een vijfde onontbeerlijke V bij: Vlaanderen of "Eigen Volk Eerst".

De grote sterkte van dit vertoog schuilt in de pervertering van het Oud Testamentische ritueel. We hebben hier te maken met roep om een Zondenbok. "Aaron legt zijn hand op de kop van het dier en belijdt over het dier alle misdaden en vergrijpen van de Israëlieten, van welke aard ook, en laadt deze op de kop van de bok. Dan stuurt hij het dier onder hoede van iemand die daartoe is aangewezen, naar de woestijn. Zo draagt de bok al hun misdaden weg naar een woest land. In de woestijn wordt de bok losgelaten." (Leviticus, 16, 20-22).
Het is een beproefde techniek voor het ontwikkelen van het wij-gevoel, een techniek die ook voortdurend wordt gebruikt door de staatshervormende Vlaamse leiders, die in de oren blijft hangen en gretig wordt overgenomen door de Vlaming, ingelukkig dat hém niets te verwijten valt.

"Antwerpen is de vuilbak geworden waar men illegalen, migranten en asielzoekers dumpt." Zo formuleerde Hugo Schiltz het op de avond van de verkiezingen. Opnieuw dat amalgaam. Opnieuw die verbinding tussen vuiligheid en afval en de "Ander". Schiltz is niet de enige beleidsverantwoordelijke die dergelijke taal hanteert. Die toon dateert trouwens ook niet van gisteren. Nog niet zo lang geleden protesteerden alle (ja, alle!) Antwerpse partijen tegen de vestiging van een nieuw asielcentrum in Ekeren. Daarvoor had de heer Tobback het al eens over "vreemdelingen die hier als meeuwen op een mesthoop neerstrijken". In de jaren zestig, jawel toen al!, hadden heel wat cafés en dancings een bordje voor hun raam hangen met "Interdit aux étrangers". Dat het in het Frans was, zal u wel doen begrijpen dat het niet gericht was tegen Nederlanders of Engelsen.

Even samenvatten. De late industrialisering van Vlaanderen onder internationale druk, het neoliberale offensief, de besparingen, en niet te vergeten de hele "Vlaamse" geschiedenis leveren een cultuur op die zich volkomen onderwerpt aan de dwang van de snelle verrijking. Die cultuur laadt daarbij de schuld voor alles wat misgaat op de ander, op de vreemdeling. Intussen is men niet in staat tot zelfkritiek, blijft men drijven op de zelfgenoegzaamheid en het snelle (commerciële) succes. Die mentaliteit kan verklaren waarom het Blok het kan stellen met kaders die nauwelijks een fatsoenlijke zin kunnen uitspreken.Tenslotte zijn vele zogenaamde BV's, van wie het gekwaak "dicht bij het volk" heet te staan, en zelfs de hoogste politieke leiders niet echt anders.

En hier spelen de mediamakers een belangrijke rol. Zij zijn het immers die een bepaald soort verhaal, een bepaalde stijl, een bepaalde soort "duidelijkheid" of "verstaanbaarheid" tot norm verheffen. Zij zorgen ervoor dat een wat moeilijker debat, een wat dieper gravend gesprek, een wat langere uitleg, een wat afwijkend inzicht uit de media worden gehouden, omdat ze zogezegd oubollig of oninteressant zouden zijn.

Yves Desmet schrijft in een standpunt (De Morgen, 16 september): "Big Brother is revolutionaire televisie, in de meest letterlijke betekenis: de massa die het overneemt van de oude tv-elitegroep. Dat maakt het voor mij lelijke, vaak oersaaie, maar o zo fascinerende televisie." Revolutionaire televisie? Bedoelt Desmet daarmee de uitgemolken formule waarbij een groep wat opgefokte scoutsopdrachten uit te voeren krijgt en waarbij de kijker gevraagd wordt om de onsympathieksten er een voor een uit te gooien? Voorwaar een toonbeeld van revolutionaire interactieve televisie! Of heeft hij het over het zoveelste benefietje voor het goede doel of over het elvendertigste openluchtconcert door het koppel van het moment? Ten behoeve van Desmet willen we even aanstippen dat revolutionair "in de meest letterlijke betekenis" omwentelend wil zeggen. Wat wordt hier omgewenteld? Welke massa neemt hier wat over?

Het zou goed zijn om eens een grondige vergelijking te maken met de Franstalige zenders. Die mogen dan al een iets oubolliger stijl vertonen, in Vlaanderen is de verkleutering een heel eind verder gevorderd. Die wordt nog in de hand gewerkt door de "generatie" die voortkomt uit de voortdurende inteelt. Steeds dezelfde mensen moeten opdraven in almaar meer domeinen. En nu en dan wordt de tv-nomenklatura gauw wat aangevuld via een SMS-debatje.

Vlaanderen heeft een groot probleem

De zelfgenoegzaamheid die de politieke wereld sinds zwarte zondag tentoon spreidt werkt op dezelfde manier als in de culturele wereld. Door het Blok af te schilderen als een volksvreemde ziekte, als het "verschijnsel" zoals Bob Cools het steevast noemde, als een "gat in de haag", maakt men er een zondebok van en vrijwaart men tevens zichzelf voor kritisch onderzoek. De ziekte zou te behandelen zijn met maatregelen, met "goed bestuur". Men vraagt zich daarbij niet af of de zieke, de samenleving dus, zelf niet eens "anders moet gaan leven". Tien jaar lang heeft men niets anders gedaan dan zich aangepast aan het symptoom. Politici hebben de agenda, de accenten van het Blok overgenomen. Voortdurend zijn ze naar rechts opgeschoven. De media hebben het symptoom met grote gretigheid onder de aandacht gebracht en aldus genormaliseerd. Zo bood de grote nieuwsentertainer Siegfried Bracke de heer Annemans zijn traditionele gelukwensen aan ter gelegenheid van diens verkiezingsoverwinning. Bij dergelijke gelegenheden krijgt het Blok een gedroomde kans om te bewijzen dat het helemaal niet zo gevaarlijk is, dat het normaal kan functioneren in onze instellingen en deel uitmaakt van onze cultuur. Op dat zelfde ogenblik wordt ook de zin van het Cordon Sanitaire ondergraven. Hebben die blokkers niet meer met "ons" gemeen dan die marginale kritikasters?

DeeAangezien de schaamte "ons" verbiedt toe te geven dat zij inderdaad zeggen wat "wij" in onze "volkseigenheid" denken, dat "wij" er inderdaad vrij conservatieve en danig egoïstische waarden op nahouden, geven we hen dan maar de schuld. Ondertussen kan het Blok groeien en zich in de breedte inplanten, want steeds meer kiezers die oorspronkelijk voor de VLD, de CVP, de VU of de SP kozen, beseffen dat de rechtervleugels van die partijen inderdaad gelijkaardige zaken verkondigen. Op de keper beschouwd denken ze op dezelfde manier over identiteit. "Eigenheid" is in die visie niet iets dat iedereen voor zichzelf opbouwt. Het is een soort genade die zoals de Heilige Geest van Boven in je neerdaalt en die dus voor iedereen gelijk is. Ergens boven ons werd ooit uitgemaakt wat "typisch Vlaams", wat "Eigen aan Ons Volk" is, en nu moet iedereen zich daar naar schikken. De complexiteit van de samenleving wordt herleid tot een banale soap waarin alles even simpel is. Ieder krijgt er een heel eenvoudig rolletje in, zo simpel dat de anderen zich gewoon maar aan moeten passen. "Aanpassen of oprotten!" Het Vlaamse gezonde boerenverstand versus de kwaliteit van anders te zijn, versus de nieuwsgierigheid naar pluralisme, versus de solidariteit met de Ander. Is dat niet de basis van het fameuze inburgeringsbeleid? Ligt daar niet de oorzaak van de herhaalde ontsporingen van Johan Leman? Telkens gaat men ervan uit dat de "Vlaamse normaliteit" door God geschapen is. Dat ze ontstaan is samen met het heelal. Dat ze een vast gegeven is waar we zelf de inhoud niet van kunnen bepalen.

In diezelfde gedachtegang vindt men het vanzelfsprekend dat de autoritaire stromingen en de collaboratie nu eenmaal deel uitmaken van de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. Wij onderschrijven volledig wat Mia Doornaert in De Standaard van 2/3 september stelt: "Als iedereen een taalgebruik overneemt dat de indruk wekt dat de collaboratie een accident de parcours was, dat de medewerking met het nazi-regime en de fouten van het gerechtelijk apparaat van België op één morele lijn zet, dan hoeft uiterst-rechts geen verkiezingen meer te winnen. Dan heeft het de harten en geesten al ingepalmd." Ook dat lijkt een regel te zijn: alle landen die hun oorlogsverleden manipuleren of slecht hebben verwerkt - zie Frankrijk en Oostenrijk - blijken nu met uiterst-rechts problemen te hebben.

Voorlopige conclusie

Wij hebben in deze tekst enkele stellingen naar voren geschoven.

Na tien jaar vergeefs weerwerk volstaat het vandaag niet meer om enkele democratische maatregelen uit te werken. Het Vlaams Blok is helemaal geen "gat in de Vlaamse haag". Het is, als men dan toch de samenleving met biologie wil vergelijken, een woekerende parasiet die diep in het sociale weefsel is doorgedrongen. Het is te laat om uiterst-rechts "in de kiem te smoren". Het wordt tijd - zoals vele Franstalige politici terecht hebben opgemerkt - dat de ideologie van het Vlaams Blok frontaal wordt bestreden. Zoiets kan geen strijd van gewoon maar de "democratische" partijen tegen één "ondemocratische" zijn. Het zal vooral een strijd zijn tegen een hele reeks door een groot deel van Vlaanderen gedeelde waarden. Tegen opvattingen dus die ook buiten het Blok breed verspreid zijn en die het Blok alleen maar heeft uitvergroot. Dit wordt een strijd tussen verschillende visies op de samenleving. Politici moeten niet alleen luisteren naar de mensen om ze gelijk te geven en ze met makkelijke maatregelen tegemoet te komen. De politici moeten ook luisteren om te weten met welk discours en met welke maatregelen ze in moeten gaan tegen de perverse tendensen bij de mensen. Zo is toch ook de doodstraf afgeschaft. Zo is tenslotte de hele rechtsstaat uitgebouwd.

Na tien jaar mislukte "strijd" die vele progressieve mensen moedeloos heeft achtergelaten omdat het "goede beleid" niet de voorspelde resultaten heeft opgeleverd, nodigen wij ieder weldenkend mens opnieuw uit tot een grondige discussie.